Categorie archief: USA 2022

Oatman

Zoals Tombstone zijn er meerdere historische stadjes in Amerika en eentje daarvan is Oatman, gelegen in Arizona aan de beroemde route 66. Die historische stadjes zijn altijd heel behoorlijk commercieel en toch erg leuk. We hebben altijd een camping een kwartiertje rijden bij Oatman vandaan. Heerlijk doodstil en er verblijven veel mensen die in de buurt werken of de zogeheten ‘snowbirds’, senioren die hier komen overwinteren. ’s Avonds zit iedereen voor de tv, zodat je nog meer geniet van de stilte. Het is doorgaans ook onze laatste stop voor we weer aan de martelende terugreis naar huis beginnen. Die laatste stop was voor een aantal jaar in Overton, dat ligt dichterbij Las Vegas waar we de camper inleveren. Maar de laatste keer werd ik daar van het ene op het andere moment zo ontzettend doodziek (wat kort na thuiskomst dan ook in een spoedopname resulteerde) dat dat onbewust in mijn geheugen is blijfen plakken. Dus wil ik er liever niet meer naar toe, al had het natuurlijk niets met Overton te maken. De camping bij Oatman is net zo fijn, maar is verder van het verhuurstation, waar je voor 10:30 moet zijn.

Door de prachtige leegte reden we door Arizona, staken een stukje de grens over met Californië en daarna weer met Arizona. Een nieuwsgierige coyote keek ons na.

Californië is op veel vlakken een dure staat. Toen we de reis begonnen, was een gallon benzine in Florida $4,17 wat al behoorlijk is. Naarmate de reis vorderde werd die prijs hoger. Maar waar je in Arizona en andere staten $4,87 betaalt, betaal je in Californië dus bijna $7,-!

Net in Californië kwam het niet te vermijden inspectiestation. In verband met ziektes van fruit enzo word je gevraagd of je nog fruit, tomaten, paprika’s, etc bij je hebt, want dat mag je niet meenemen.

Verder gingen we, tot we op de camping waren. Het was er zoals altijd stil, een mevrouw wandelde later langs een maakte een praatje. Het was heerlijk buiten te zitten, warm, maar heel droog. Een enge spin stapte parmantig voorbij en in de bloeiende struik voor de camper, kwamen de kolibries zelfs nog toen het al donker was. Een lief konijntje kwam controleren of we ons wel gedroegen.

De volgende ochtend reden we naar Oatman, over die historische route 66. Oatman was een goudmijnstadje en de mensen gebruikten burro’s, een kleine ezelsoort, voor het vervoer van post, gereedschappen, water, van alles. Toen de mijn buiten gebruik raakte, werden de burro’s losgelaten in de woestijn, waar ze in alle vrijheid verder leefden. Het zijn geen domme ezeltjes, want de nakomelingen zijn elke dag in Oatman te vinden. Vanaf een uur of negen, als de toeristen komen, tot eind van de middag struinen ze er rond en krijgen eten, dat in elk winkeltje te koop is. Wel het vriendelijke verzoek om ze niet te voeren op het wandelpad vlak voor de nering, want als er iets bij een burro ingaat, komt er aan de andere kant wat uit.

Onderweg kwamen we de eerste tegen, we stopten voor een foto en het raam was nog niet open of hij stak zijn begerige snuit naar binnen. “En, hebbie wat? Iets lekkers?” Nee, we hadden niks, maar hebben wel een leuke foto gemaakt.

Zoals gezegd ligt Oatman aan de route 66, wat een zeer geliefde route is voor bikers en Oatman een geliefde stop.

Er liepen heel wat burroveulentjes rond, met hartvertederende gezichtjes en soms een opvallende sticker.

Er zijn namelijk nogal wat Amerikanen die hier naar toe komen en wortels meenemen voor de burro’s. Klinkt leuk, maar de burro’s werden opdringerig, omdat ze wortels wilden hebben. Ik heb zelf gezien hoe eentje de tas uit de handen van een mevrouw rukte.

Maar ze voerden die wortels dus ook aan de veulentjes en dat mag absoluut niet! Een aantal jaar geleden liepen de veulentjes er met een klein stickertje op hun voorhoofd, met een verbodsteken met een worteltje. En dan hoorde ik: “Kijk nou, wie zou dat nou gedaan hebben?” Hoe dom ben je? Lijkt me heel erg duidelijk. Ik sprak toen een mevrouw die er werkte, die vertelde dat noch het gebit noch het spijsverteringsgestel van die kleintjes bestand is tegen wortels. “Dan zeggen de mensen: ‘Zielig toch, als ze niks krijgen.’ en geven het toch”, vertelde ze. “Maar weet je wat pas zielig is? Als je bij een dood veulen staat, dat overleden is door indigestie door die wortels. Maar de toeristen zijn dan al weg en worden er niet mee geconfronteerd.” De bewoners van Oatman zijn dol op hun burro’s en op diverse plekken stonden ook zoutlikstenen, zodat hun lievelingen vooral niks te kort komen.

Ik kwam in gesprek met een Nederlands koppel, die niet eens zo ver bij ons uit de buurt woont en hij nog dichter bij ons in de buurt werkt. Ze waren lid van dezelfde Amerika Facebookgroep als wij, USA4All, toeval bestaat niet.

Sommige zaakjes waren al gesloten, want het hoogseizoen is hier eigenlijk al voorbij. Van begin juni tot begin september is bijna alles gesloten, omdat het dan gewoon veel te warm is. En droog, zelfs een cactus had zichtbaar last van de droogte.

In een van de twee eetgelegenheden hingen binnen en buiten dollarbiljetten, voorzien van namen en/of een boodschap. Iets was je hier wel vaker ziet. Eigenlijk een heel oude gewoonte, toen er nog in de mijn werd gewerkt en de mannen naderhand een lekker biertje gingen drinken. Elke week gaven ze een dollar aan de waard, zodat, als er iets onder de grond gebeurde, hij zijn geld voor de biertjes had.

Het was tijd om terug naar de camping te gaan en de boel in te gaan pakken. Onderweg kwamen we nog een burro echtpaar tegen, met een baby die even was gaan rusten.

Toen het overgrote deel was ingepakt, hebben we nog heerlijk buiten gezeten. De mevrouw van de avond ervoor kwam ook nog langs en we hebben alles wat we over hadden aan haar gegeven. Ze kenden mensen die op de camping woonden, die het niet te breed hadden en daar zou ze de spullen aan geven. Ze vroeg om het haar te laten weten als we weer kwamen, dan zou ze ons meenemen naar de mijnen. Daar komen verder geen mensen en er zijn zelfs petroglyphen te zien, ze had er foto’s van gemaakt en toonde die. Ze stond samen met haar man elk jaar een aantal maanden op deze camping en ze hadden er een stukje grond gekocht waar een mobile home geplaatst zou worden. In South Carolina hadden ze dat ook gedaan, daar waren ze de rest van het jaar. Ze stuurde me een mailtje, zodat we in contact konden blijven.

Donderdag stonden we om 06:15 op, pakten de laatste dingen in en de uitmergelende terugreis begon. Eerst twee uur naar Las Vegas, dan naar McCarren, vlucht van 9 ½ uur, dan van Schiphol naar huis, ook anderhalf uur. Het vliegtuig was bloedverziekend heet en als je dan bezweet buiten komt, kan je alleen maar hopen dat je geen pestje oploopt.

En nu zijn we weer thuis. Alles is in die maand verbijsterend groen geworden, zeer zeker in vergelijking met de droge woestijnen van Arizona, Nevada en Texas. Je hebt weer alle ruimte, kan water uit de kraan drinken, de poezen die dolblij zijn en slapen in je eigen bed. Allemaal luxe en heerlijk, maar in je hart blijft die gouden plek van dat prachtige continent, waar je altijd naar terugverlangt. De weidsheid, de vriendelijke mensen, de stilte, tijd voor en met elkaar, daar kan toch niks tegenop? We hebben drie jaar moeten wachten op ons nieuwe bezoek aan de schoot van Uncle Sam en we kunnen alleen maar hopen dat we ons volgend jaar weer aan zijn borst mogen koesteren. Dag Uncle Sam, het was meer dan geweldig om weer bij je op bezoek te mogen zijn geweest. We hebben genoten en dat is zachtjes uitgedrukt!

Via een bezoek in Las Cruces naar Tombstone

We gingen verder en overnachtten in Las Cruces. Op de camping zat in een holletje onder stenen een jong vogeltje, dat door de ouders gevoerd werd.

Constant zag je ze rondvliegen, want in dit droge klimaat zijn er niet zoveel insecten te vinden. Ze deden zo hun enorme bestje, maar ’s morgens lag het zieltje dood naast het holletje. Toch te zwak? Teveel afgekoeld ’s nachts of juist te bloedheet op de stenen? We zullen het nooit weten. Henrie heeft het teruggelegd in het holletje, maar triest was het.

We waren in Las Cruces om daar op bezoek te gaan. O ja? Ja. Bij mensen die we eigenlijk niet kennen, is dat niet apart? Laat me het uitleggen. Je kent ons blog, je leest het nu en mensen kunnen zich daar dus op abonneren, dan krijgen wij daar een melding daarvan. Altijd leuk dat de groep mensen steeds groter wordt en heel wat leden ken je niet eens. Zo ook deze mevrouw. Maar het bleef niet bij een melding, ze stuurde ook wat gezellige mailtjes. Oorspronkelijk kwam ze uit Kortrijk, België, verhuisde naar Engeland, waar ze met haar, Amerikaanse, man woonde en vandaar naar Las Cruces.
Nieuwsgierig geworden keek ik of ze op Facebook zat en verdraaid. En nu komt het, we bleken een gezamenlijke vriendin te hebben. Ook een heel leuke en sympathieke vrouw, die enthousiast reageerde toen ik het vertelde. De uitnodiging kwam om op bezoek te komen als we weer in de buurt waren, dus dat doe je dan ook. Maar we waren er natuurlijk niet zomaar, want ook New Mexico is groot en leeg.

Het was geweldig om Catherine en haar man Aaron te ontmoeten, zulke vriendelijke en sympathieke mensen. Ze wonen in een rustige mooie wijk en hebben een echt heel leuk huis met uitzicht op de bergen.

Ondanks dat we elkaar niet kennen was er geen tekort aan gesprekstof en de uren vlogen voorbij. Ze brachten nog even een bezoekje aan de camper en toen gingen we op weg.

We moesten weer verder, we hadden nog een eind voor de boeg en de vertrekdatum komt ook steeds dichterbij, maar alle reden dus om weer langs te gaan als we in dit gebied zijn. We waren op een gegeven moment vlak bij de Mexicaanse grens, een, schijnbaar, oneindig hek met prikkeldraad en overal camera’s. Dan een metersdiepe, betonnen geul met steile wanden en aan de Mexicaanse kant weer een afzetting.

De volgende dag staken we de grens over met Arizona.

Daar gingen we even langs in het plaatsje Lowell, dat we jaren geleden toevallig ontdekten. We ontmoetten toen ook de voormalige burgemeester, die zich er nu voor inzette om alles weer naar de oorspronkelijke staat terug te brengen. Inclusief oude auto’s en tankstation.

Een klein eindje verder ligt Bisbee, ook een historisch stadje en het was leuk er een bezoekje te brengen.

De eindstop voor die dag was Tombstone. Tombstone bestaat sinds 1879 en was vroeger een zilvermijnstadje. Aaron kende het nog van voor dat het zo bekend en toeristisch werd, dat moet helemaal geweldig zijn geweest. Het werd gesticht door Ed Schieffelin, die er zilver wilde zoeken. Hij werd uitgelachen door zijn vrienden die zeiden: The only thing you will find there is your tombstone (grafsteen). Ed lachte het laatst en toen hij zilver vond en een stadje ontstond noemde hij het Tombstone. Tombstone heeft een Wild West verleden zoals we het van de films kennen. Daar was de bekende ‘gunfight’ bij de O.K. Corral, die dagelijks nog meerdere malen nagespeeld wordt. Van het, met kogels doorzeefde, Bird Cage Theater wordt gezegd dat het er spookt.

Het is zo toeristisch als ik weet niet wat en toch leuk. Veel oude winkeltjes met nieuwe toeristische hebbedingetjes, postkoetsen met paarden, re-enactors die er in bijbehorende kleding rondlopen, alles om in de sfeer van toen te blijven.

In een van de winkels werden ook geweren en pistolen verkocht, geen neppers, echte.

Big Nose Kate Saloon is vooral een toeristenval, maar een eindje verderop zit saloon Four Deuces, waar meer de plaatselijke bewoners komen.

Ook heel wat re-enactors komen er na sluitingstijd van de winkeltjes er wat drinken. Het is er leuk, op de eeuwig aanwezige televisie na dan.

De camping, Wells Fargo RV zit meteen bij het historische centrumpje en daar komen we al jaren en altijd is Barbara daar om je in te schrijven. Barbara is een heel klein vrouwtje van ondertussen 93.

Haar scootmobieltje staat voor de deur en ze is met de camping vergroeid. Ik zei dat ik haar bewonderde dat ze er nog steeds werkte, ondanks haar toch wel gevorderde leeftijd. Ze zei: “Ik heb altijd gewerkt, als ik niet werk voel ik me nutteloos.” Ik hoop dat ze het nog lang kan doen, Barbara, want zij en de camping lijken onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Big Bend National Park

Ook na de regen bleef het heet en onweren. Tussen de buien door heb ik nog even buiten gezeten, bedekt met een laag antimuggenspul van een centimeter. Waar aan de ene kant van onze camper de zon al door de wolken kwam, was de hemel aan de andere kant nog zwart.

Toen het verderop kennelijk ook een beetje opentrok, was er eventjes een ‘gouden berg’ te zien.

’s Morgens zaten er gieren in een boom vlakbij ons, zo kon je goed zien wat een enorme vogels het zijn. Al helemaal toen eentje met gespreide vleugels ging zitten voor wat verkoeling.

We reden Big Bend in, een enorm National Park van 3.242 vierkante kilometer. Een barre, redelijk onbegaanbare omgeving, waar het bloedheet kan worden en bij grote regenval overstromingen plaatsvinden. Er staan duizenden en duizenden schijfcactussen, afgewisseld met andere begroeiingen die bestand zijn tegen dit onherbergzame klimaat. Er staan wat ruïnes van huizen, gebouwd van stenen. Gebouwd in een tijd dat er geen airco of stromend water was.

De uitzichten waren prachtig en als je even naar buiten stapte en foto’s maakte, hijgde je van de hitte als je weer binnen kwam. De bodem was er tamelijk licht en dieren hadden zich er naar aangepast. Zo zag je hagedissen van een onnatuurlijke kleur het asfalt oversteken. Asfalt waar wij met onze blote voeten niet op zouden kunnen lopen vanwege de enorme hitte. De woestijngrond kan makkelijk zestig graden worden, zwart asfalt dus nog heter. Het dierenleven in deze woestenij speelt zich dan ook hoofdzakelijk ’s nachts af. Er wonen allerlei dieren, die je overdag niet ziet. Zoals slangen, beren, coyotes, vogels, Jackrabbits, dat zijn woestijnkonijnen met enorme oren die ervoor zorgen dat ze af kunnen koelen. Bij een uitkijkpunt stonden allerlei prulletjes die je kon kopen. Het geld moest je dan in een groot blik met sleuf doen, er was verder niemand te zien.

Bij een bocht stond een paardenechtpaar met hun baby, moeder en kind dicht aan de weg en kind was net aan het drinken. Dan stop je om ze niet te storen, aaaaacchhhh, wat liehief, te roepen en foto’s te nemen.

Je zag aan het groen waar de Rio Grande stroomt, aan de andere kant ervan zie je een enorme  rotswand van 500 meter hoog, die in Mexico staat.

De rivier vormt de grens tussen Texas en Mexico en op een paar plekken na stond die helemaal droog. We wilden naar het water lopen, dat er dus niet was. Het was moordend heet, 43 graden, maar omdat je daar in een soort canyon staat, is het nog veel warmer. De grond was gebarsten en je kon zo naar de overkant lopen.

Nu is het in dat soort temperaturen zaak dat je je beschermt, om te beginnen met een hoed of pet en genoeg water. Ik had geen van beide, want we gingen alleen even naar de rivier. Maar als die er niet is, is het toch wel heel leuk om even door te lopen naar de canyon, want dan sta je dus in Mexico.

In Mexico aangekomen, kwam er net een echtpaar aangelopen, die, zoals hier gewoon is, een praatje begonnen. Nou, we moesten zus en zo lopen, hadden zijn ook gedaan, gewoon heel de canyon door (waar het dus ongeveer 50 graden was) en daar was het toch mooi! Slechts anderhalve mijl. Da’s dus 2,5 kilometer en dat ook weer terug. Ik zei dat ik er niet op gekleed was en niet voorbereid. De mevrouw opende de rugzak van haar man en haalde er een flesje water uit, de lieverd. Ze zei: “Hier, neem maar mee. Dit redt je leven.” Wat zijn er toch schatten van mensen. Er stonden nog een paar kleine plasjes water, waar visjes inzaten en ernaast lag een duizendpoot die kennelijk ergens van geschrokken was en zich had opgerold.

Ondertussen begon de hitte zijn invloed te laten gelden en gaf druk in mijn hoofd en borst. Het echtpaar was doorgelopen en wij keken nog even rond. Vanuit Mexico keken we naar Texas, nou ja, we kunnen in elk geval zeggen dat we in Mexico zijn geweest.

Mijn huid begon te prikken, iets tussen kippenvel en brandnetels in en dat leek me geen goed teken. We liepen terug en ik had steeds meer het gevoel dat ik geen lucht meer kreeg. Het flesje water was toen al leeg. Dat krijg je als je even naar de rivier wil gaan, wat foto’s te nemen en in plaats daarvan bijna een uur in een verzengende hitte loopt. Toen ik later met een mevrouw sprak die hier woont en het gevoel beschreef keek ze zuinig, ze zei: “Dat is geen goed teken, dat is ‘prickly heat’ en dat duidt op oververhitting door de zon en uitdroging.” Ze keek naar mijn enkels en zei: “Je enkels zijn gezwollen, drink je wel genoeg?” Ik drink liters water op een dag, altijd, en zei dat. Ze antwoordde: “Dan heeft dat nog met de oververhitting te maken en je zult er nog wel even last van hebben.”

Omdat ik me niet bijster goed voelde, reed Henrie een stuk zodat ik foto’s kon nemen. Onder andere van een groepje koeien dat ineens opdook. We stopten en we werden stomverbaasd aangekeken, ze kwamen nog net niet naar ons toe om te voelen of we wel echt waren.

Na een roteind gereden te hebben, kwamen we bij de uitgang van het park en vonden een camping in Terlingua. Toen de zon begon te zakken zijn we buiten gaan zitten en genoten van de zonsondergang, de rondfladderende vleermuizen en daarna de met sterren bezaaide hemel.

De volgende dag was een trip van 180 mijl om in Van Horn te eindigen. Het is en blijft ongelooflijk om zulke afstanden af te leggen in een compleet niets.

Het is hier kurkdroog, het regenseizoen begint in juli. Overal zagen we ‘dust devils’, een soort zand orkaantjes, die zich vaak verplaatsen.

https://youtu.be/pAFV1WdADVM

Ook de weg over dus.

https://youtu.be/Qfpgyo4lt_o

Het is hier nog steeds bizar warm en ik weet niet wat er allemaal aan pollen in de lucht hangt, maar de tranen lopen over mijn gezicht, ondanks de medicijnen. Normaal snapt iedereen dat in dit seizoen, maar nu, met de corona naweeën, moet je blij zijn dat ze je niet doodschieten.

Verder door groot, leeg Texas

We bleven nog een dag extra op die heerlijke, doodstille camping. Ik had het  zwembad voor mezelf op wat vogels na, die hun dorst kwamen lessen.

Eentje ging ook lekker zitten badderen.

Een schorpioen was in het kinderbad gesukkeld en had het niet overleefd. We hebben hem er nog uitgehaald in de hoop dat het nog niet te laat was. Helaas…

Max kwam ons natuurlijk weer gezelschap houden en de assistent-manager vertelde dat een mevrouw tien jaar lang op de camping had gewoond en altijd voor Max had gezorgd. Maar ze verhuisde en ging bij haar dochter wonen en Max bleef achter. Dan breekt mijn hart. Heeft zo’n ventje een thuis, iemand die voor hem zorgt en van hem houdt en op een dag, pats, alles weg. Dat is toch vreselijk? Die meneer zei dat er een aantal mensen waren die Max eten gaven, maar toch… Mensen hechten zich aan dieren en zij hechten zich aan mensen en als ze dan in de steek worden gelaten, is dat hartverscheurend.
Toen Henrie even opstond, pikte Max meteen zijn campingstoel in, zoals een kat dat doet, dus was hij verplicht om op het picknickbankje te gaan zitten. We hebben het stoeltje ’s nachts buiten laten staan en Max heeft er heerlijk heel de nacht in geslapen.

Wat voelde ik me schuldig dat we het moesten opbergen toen we vertrokken. Max ging op de picknickbank liggen en leek er geen moeite mee te hebben. Maar ik had het gevoel dat ook wij hem in de steek lieten.

Verder gingen we, door kolossaal en leeg Texas. Het is ongelooflijk om zulke einden te kunnen of liever te moeten rijden, zonder dat er iets is. Geen stadje, geen benzinepomp, niks.
We vonden een camping in Fort Clark, een voormalig fort dat nu bewoond wordt door burgers. Er was ook een camping en bij de receptie werden we verwelkomd door een lief poesje, dat er ook al heel lang woont. De eigenaars, die camping en poesje van de vorige eigenaars hadden overgenomen, zorgden er goed voor en noemden haar RV.
We hadden een mooie plek en een paar herten waren zo vriendelijk even te komen kijken.

Toen het al donker was en we buiten zaten, rook ik een specifieke wildgeur en een eindje achter ons was een hele kudde herten aan het grazen. Een foto nemen lukte niet en ik wilde niet dichterbij gaan, want dan zouden ze schrikken en ze waren juist zo lekker aan het eten.

Die avond zou er een maansverduistering zijn, een unieke gebeurtenis die je natuurlijk wel gezien moet hebben. De maan werd steeds kleiner en het verduisterde gedeelte zag je rood worden.

Toen de maan helemaal verduisterd was, zag je alleen nog een rode bol, een ongelooflijk gezicht. Ik kreeg het niet goed op de foto zoals je ziet, maar de kleur zie je wel. Nou ja, om maar een idee te geven.

De volgende dag reden we nog even door het fort, waar het theater ook nog stond dat vroeger ook als kerk werd gebruikt.

Ik loerde naar binnen en een zwaluw kwam zenuwachtig voorbij vliegen. Ik keek omhoog en zag haar kinderen zitten en ben maar opgehouden met loeren en weer achter het stuur gekropen.


Ook het volgende traject was lang, door een lege omgeving. We tankten nog ergens en toen we dat stadje uitreden stond er een bord: Next services 88 mijl. Dat is toch niet voor te stellen? Ruim 140 kilometer zonder een stadje, een gehucht en heel soms een auto.

Je krijgt honger en wil wat eten. Regelmatig zie je ‘Rest areas’ aangekondigd worden, zodat mensen even kunnen rusten op dit toch wel erg vermoeiende traject. Ik sloeg bij een willekeurige af en dat was een prima keus. Je komt op een prachtig uitkijkpunt, het waaide behoorlijk en die wind zorgde voor verkoeling, om de simpele reden dat het zo droog was. Want het was warm, heel warm. We hadden een prachtig uitzicht over de Pecos River en de brug die je op de foto bovenaan ziet. Je hoorde constant het gemekker van geiten die er beneden rondliepen, maar te zien waren ze niet

De eigenaars van de volgende camping hadden wel gevoel voor humor. Het geld voor die nacht moest je in een envelop, met registratieformulier, in een soort brievenbus stoppen. In de kont van een varken dus.

De volgende dag zouden we overnachten op een camping in Big Bend National Park. We reserveren zelden iets, maar deze camping heeft maar 25 plekken, dus dan is het wel raadzaam. Om er te komen moet je door het park, vanaf de ingang ruim dertig mijl, maar het waren er ook al bijna 120 om daar te komen, een aardig stukje dus door een leeg landschap.

Het was warm, 43 graden en we werden al gewaarschuwd dat het heel erg was met de muskieten.

Het eerste dat we zagen toen we uit de camper kwamen was een eng beest en dit was nog een kleintje. Tarantula’s hier in Texas kunnen zo groot als je hand worden.

Het begon te onweren en de regen kwam met bakken uit de hemel. Tijdens die bui daalde de temperatuur naar ‘slechts’ 42 graden en daarna kwamen de muggen zich helemaal verlustigen en in geen tijd waren je benen zwart bespikkeld.
Er moeten hier zo’n driemiljoen krekels zitten, die een megaconcert geven. Een voordeel van de regen: de airco doet het meteen een stuk beter vanwege het vocht in de lucht en zo heb elk nadeel zijn voordeel…

Hallo Austin, dag Austin…

Het was negen jaar geleden dat we in Austin waren. Toen viel het ons op dat er zoveel bedelaars waren, die je constant aanhielden voor geld, sigaretten, drank, van alles, maar die toestand is nog veel erger geworden, helaas.

We hadden een camping gezocht, dezelfde als negen jaar geleden. Die was gewoon goed en met de taxi een mijl of vijf van het centrum vandaan, met name 6th Street, waar het uitgaansleven zich voornamelijk afspeelt. Bars met vrijwel allemaal live muziek, muziek op straat en zes blokken er vandaan Congress Avenue Bridge. Onder deze brug over de Coloradorivier wonen duizenden vleermuizen, die met de schemering uitvliegen. De taxi bestellen ging niet zo makkelijk. Je moet dan de app van Uber installeren, met credit card betalen en dan word je gehaald. Maar zo makkelijk als het klinkt ging het niet. Laten we zeggen dat ik Henrie heel wat lelijke woorden heb horen zeggen. De taxi kwam en we vertrokken. Onderweg naar Austin had ik aan de palen onder een snelweg al een plakkaat zien hangen dat kamperen, spullen verkopen, rondhangen, …. daar verboden was. Ongetwijfeld om daklozen te weren die daar een beetje bescherming zochten.

De taxi reed onder de snelweg door en daar zagen we tentjes staan, slaapzakken liggen, duidelijk verbleven daar mensen. Pal langs een keidrukke weg met als enige dak boven hun hoofd de snelweg boven hen. Ik vroeg nog verbijsterd aan de mevrouw achter het stuur: “Wonen die daar?” Ze knikte bevestigend. Ik zei: “Dat is vreselijk!” Ze begreep me verkeerd en zei: “Er is een wet die zegt dat die mensen op een bepaalde afstand van het centrum moeten gaan ‘wonen’, dat is dit niet. Maar ze zitten er toch.” Maar met vreselijk bedoelde ik natuurlijk niet dat. Stel je even voor, leun naar achteren en denk even na. Je zit terwijl je dit leest achter je bureau, op de bank, in de tuin, weet ik veel waar. Eventueel een beker thee of koffie bij de hand, biertje of wijn misschien en daarna ga je tv kijken, je stapt misschien in bed of gaat nog even naar het café. Dan deze mensen, die hebben een gore slaapzak en als ze geluk hebben een tentje. Hun dak is de onderkant van een snelweg, zeker twintig meter hoger. Waar wij de koelkast openen en verzinnen wat we gaan eten, moeten zij zich afvragen waar hun eten of volgende shot vandaan komt en hoe ze sowieso de dag kunnen overleven.

Ze zette ons af op een hoek van 6th Street en we hadden nog geen tien meter gelopen, toen een man ons aanklampte. Een enorme ring door zijn neus, zoals bij stieren, helemaal vol tatoeages en de wanhoop spoot uit zijn ogen toen hij om geld vroeg. Ik deed of ik geen Engels sprak, hij begon te gebaren, zocht zijn zakken na en haalde een dollarcent boven. Dat bedoelde hij. Ik haalde onbegrijpend mijn schouders op en liep verder. Wat kun je anders doen? Je helpt hem niet en als je hem geld geeft waar hij nog meer drugs van zou kopen, werk je mee aan zijn verdere ondergang. Er lagen mensen te slapen op straat met een beker voor zich waar je geld in kon doen. Een enkeling had een winkelwagentje met rommel bij zich.

Overal zaten en hingen ze rond, verslaafden, vervuild, stinkend, wezenloos. Voor zich uit starend, in zichzelf pratend, deinend op een plek staand, helemaal van de wereld. Een man met een plastic tas voor zich, die constant naar die tas keek, daarna met een lege blik om zich heen kijkend. Het was nog licht, maar je zag ze in portieken op de grond liggen, met nog geen krant onder zich. Je rook ze voor je ze zag, de penetrante urine- en verse ontlasting lucht hing doordringend in wolken om ze heen. We liepen naar de brug en het contrast tussen de mensen, die duidelijk in hun goede doen waren en lekker hadden lopen shoppen, en de daklozen, was ongelooflijk. Ook het schrille contrast met de werkelijk prachtige gebouwen die er staan en die allemaal rijkdom vertegenwoordigden.

Op de brug hebben we, samen met nog tientallen mensen, een poos gewacht. Net als de mensen in allerlei bootjes op het water. Maar de vleermuizen dachten kennelijk: ‘Barst, we hebben geen zin’. Nu moet ik zeggen dat het behoorlijk waaide, wat voor ons heerlijk was, want ’s avonds was het nog ruim dertig graden, maar de vleermuizen kennelijk tegenhield. We vonden het op een gegeven moment wel best en liepen terug, samen met nog heel wat andere mensen. Het was ondertussen donker en 6th Street bruiste van het leven, voor zover je van bruisen kunt spreken. Het nachtleven begint pas heel laat en er was nog niet heel veel volk op de been.

Sommige bars puilden uit, anderen waren leeg. We stapten een café binnen, vol met game automaten, een basketbalspel, boksbal, allemaal dingen waar je niet voor naar het café gaat lijkt me. Je zag jonge mensen op straat wandelen, lachend en lurkend aan een joint. En ik dacht: stel dat we hier over een paar jaar terug zouden komen, liggen jullie dan ook in een portiek? Want het begint altijd met iets, iets dat natuurlijk altijd onschuldig is vinden ze, zoals die joint. Ergens wordt het begin gemaakt en al gauw kan er gezegd worden: “Joh, da’s kinderspel, dit moet je eens nemen, kicken man!” En het begin van het eind kan zomaar ingezet zijn, ongetwijfeld ook ingezet door mensen die dan later goed geld kunnen verdienen aan het gebruik van de verslaafden.

We gingen verder. Net als de vorige keer speelden er overal bandjes in de bars, maar waar het toen al HARD was, was het nu nog harder. Ze speelden allemaal bij het open raam, zodat er geen muziek was op straat, maar herrie. Een kroeg, Library genoemd, had toen vanwege zijn naam een wand met allemaal rugbanden van boeken, die er nu niet meer waren, wel flessen. Je zag dat de mensen geen normaal gesprek konden voeren vanwege het lawaai, want meer was het niet. Tv kijken kon natuurlijk wel en overal hingen de onvermijdelijke schermen. Hoe groter de kroeg, hoe meer schermen er hangen.

Het was avond en op niet goed verlichte plekken rook je de zwervers die er lagen, voordat je ze zag. Een groepje mannen dat al eerder op een straathoek rondhing, was er nu nog. Eentje op een gruwelijke manier getatoeëerd, tot en met zijn hele gezicht toe. Het waren voornamelijk mannen die op straat lagen en rondhingen, maar je zag ook een enkele vrouw. Graatmager, smerig, stinkend, uitgeblust op de grond tegen een pui leunend. In de ene hand een dollar, in de andere een bekertje met wat muntjes. Kennelijk niet meer in staat tot enig menselijk contact.

We hebben een taxi besteld en zijn naar de camping teruggegaan. Vorige keer waren er ook zwervers enzo, maar dit was gewoon verbijsterend, schokkend. Ik kreeg het niet van mijn netvlies en wist: hier wil ik nooit meer naar toe. We vertrokken de volgende ochtend en reden al een heel eind van het centrum vandaan, toen we in een wijk die er best netjes uitzag, op een hoek een groep mannen zagen. Ze hadden van alles aan afgedankt en smerig meubilair verzameld en woonden kennelijk op die plek. Het was vreselijk.

We vonden de camping in Medina weer waar we al eerder waren geweest. In de middle of nowhere, dood- en doodstil, zwembad erbij en daar gingen we een vrije dag opnemen. De ruimte waar je tv kon kijken of een boek lezen, terwijl je was in de ruimte ernaast aan het draaien was, was nog net zo mooi als ik me herinnerde.

Ik sprak er een mevrouw en we hadden het over Austin. Ze zei: “Ik ga er nooit meer naar toe, het is gewoon hartverscheurend wat je daar ziet.”

Een rood katje, Max, dat op de camping woont, kwam ons bezoeken en lag tijden op mijn schoot toen we buiten zaten. Ik aaide hem en dacht aan onze harige vriendjes en vriendinnetjes thuis, die net als Max op een dag meer liefde en aandacht krijgen, dan welke persoon dan ook die in Austin op straat leeft in een maand of langer mag krijgen. En dan tel ik mijn zegeningen. Maar de aanblik van heel wat van die mensen daar zal ik niet meer vergeten. Hartverscheurend zei die mevrouw en dat is het ook en je staat machteloos. Hoeveel ik ook van Amerika houd, op dat vlak is het een vreselijk land en je ziet in de grotere steden dat het achteruit gaat. Dit is mijn 25ste bezoek aan Amerika, maar ik heb nog nooit zoveel ellende gezien als nu. Ik ben een mensenmens, een bar met prachtige verlichting waar, in mijn optiek, alleen een berg lawaai uitkomt, doet me niks. Maar een dakloze die er naast in een donkere hoek ligt te slapen wel, dat beeld vergeet ik nooit meer.

Dag Austin, het was leuk je negen jaar geleden te hebben leren kennen, maar we zullen je niet meer bezoeken.

Via hot en her naar Texas

Louisiana bestaat vooral uit wetlands, moerassen met drie miljoen muskieten en iets minder alligators. Ook vind je er nogal wat voormalige plantages met een verdrietig verleden: slavernij. We kwamen langs  Destrehan plantation die je kon bezoeken, waar vroeger met name suiker werd geproduceerd. Een dame in toepasselijke kledij gaf een rondleiding en je zag hoe er geleefd werd. Wat me opviel was dat er ook verteld werd hoe slaven met een bovengemiddeld niveau, bijvoorbeeld heel goed met architectuur, wat geld konden verdienen en zich uiteindelijk vrij kopen. En die dan zelf slaven aanschaften, soort omgekeerde wereld.


Er hing een prijslijst wat een slaaf moest kosten, zelfs inclusief de fysieke mankementen die de prijs dan weer drukten. Alsof het slagersprijzen betroffen wat een pond vlees moest opbrengen. Kinderen die zodra ze veertien jaar oud waren, verkocht konden worden. Stel je hier iets bij voor, dat is toch vreselijk? Het doet me denken aan Australië, daar werd van de Aborigines gedacht dat ze niet in staat waren tot menselijke gevoelens.

De slavinnen die in het huis werkten en benijd werden door de slavinnen die op het land moesten arbeiden, want die binnen konden mooiere kleding dragen. Want die waren aldoor in het zicht, zal ik maar zeggen. Maar doorgaans waren de mannelijke plantage eigenaars mensen in de politiek of rechters. Tegenwoordig worden congressen op dat vlak gehouden op speciale locaties, die had je toen niet. Dus vertoefden deelnemers in de enorme woning van de eigenaar en waren de slavenvrouwen die daar in de huishouding werkten gebruiksmateriaal. ‘Hoppa, ik mot zo nodig, dus ik pak je even.’ Situaties die zich in sommige landen, zoals India, nog regelmatig voordoen. Heel wat mannen zijn dus nog net zo primitief als honderden jaren geleden.

Verder gingen we en overnachtten op een camping met hoofdzakelijk armere bewoners. De eigenaresse was nogal verbaasd dat er een ‘overnighter’ kwam, maar we hadden niks te klagen. Het was er rustig, de andere bewoners waren vriendelijk en heetten ons welkom in hun nederzetting. De camping was pal achter de dijk van de Mississippi, inclusief bijbehorende muskieten. We zaten tot laat buiten en er kwam een auto het terrein opgereden. De meneer achter het stuur maakte allerlei gebaren die ik niet begreep. Hij keerde om en er spoot van alles uit zijn tank en gezien de tekst op de auto was hij dus van de muskietenbestrijding. Dan denk ik weer: ja leuk, muskieten zijn niet aangenaam, maar wat met al die dieren, zoals vleermuizen, die ervan leven? Die hebben geen eten meer lijkt me en als ze die vergiftigde zooi eten, gaan ze waarschijnlijk zelf dood. Dat spuiten was nogal lawaaierig en we konden hem van een afstand volgen welke zijstraten hij inreed.

De volgende dag kwamen we langs een boardwalk, aangelegd door de eigenaar van die grond. Nou ja, eigenaar van het moeras. Die boardwalks zijn ideaal: je bent zelf veilig voor wat er onder zit en je beschadigt de natuur niet. Het was er doodstil, je hoorde geritsel en vogels.

We kwamen een ander koppel tegen, die hier regelmatig komt. Ik wees ze op een autowrak dat in het moeras gezonken was. Ze vertelden dat die hoogstwaarschijnlijk was meegesleurd bij de overstromingen, veroorzaakt door een orkaan in 1985 en dat het kennelijk een El Camino was, die ze door de tijd heen verder hadden zien wegzinken en verroesten.

Of Amerikan nu zo dwars zijn, ik weet het niet, maar als ze iets verboden wordt of gevraagd het niet te doen, doen ze het juist. Dit is me nu al talloze keren opgevallen. Neem nu bij deze boardwalk. Daar staat een bord met wat dus niet mag, zoals het gebruik van vuurwapens. Dus wat vind je er? Een ongelooflijke hoeveelheid lege kogelhulzen. ‘Wat, mag ik hier geen vuurwapens gebruiken? Ik zal je eens wat laten zien!’

Het is ongelooflijk wat je hier aan doodgereden dieren langs de weg ziet liggen: gordeldieren, schildpadden, jonge alligators, … Ik vind dat altijd hartverscheurend, net als thuis. De wegen lopen door het habitat van de dieren, dat ze dus stomweg wordt ontnomen. Als het donker is, is er totaal geen verlichting langs de wegen buiten de steden/dorpen en dieren worden pas gezien op het moment dat ze dood worden gereden. Op een, gelukkig, rustige weg kon ik nog maar net een kronkelende slang ontwijken, die dezelfde kleur had als het asfalt. Ik ging nog langzamer rijden en zag een eind verder een schildpad op de weg zitten. Dus dan stop je. Nu was het hier rustig, maar zo ben ik ook al eens op en sterrevus druk kruispunt gestopt, vloekend uitgestapt om een aangereden schildpad op te pakken en langs de weg te zetten. A la seconde was er een file aan beide kanten van de weg, zo druk was het. Maar ik dacht: je wacht maar! En dat deden ze dan ook braaf. Dit ventje pakte ik ook op en zetten hem in het gras, was hij blij? Ik hoorde hem schelden: ‘Ja hoor, doe ik er een halve dag over om zover te komen, zet ze me weer terug. Als ze nou een half uur blijft staan, kan ik haar in haar enkel bijten.’ Ik heb het niet afgewacht en ben verder gereden.

De volgende dag waren we onderweg en zagen een lege kerk. Qua gelovigen puilen de kerken hier uit, dus dat was apart. Door de jaren heen hebben we talloze lege woningen, hotels en bars gezien, maar nog nooit een lege kerk. Zo te zien stond het gebouw al lang leeg, de wc was nog wel gebruikt, maar zonder door te trekken (natuurlijk). Er hing nog een berg plastic kettinkjes met kruisjes en de plafondventilators waren ook ongemoeid gebleven, net als het glas in lood.

Het volgende doel was een klein natuurpark, waar alligators wonen. Nu wonen die hier overal, maar daar zitten ze veilig, zonder moordende autowielen. Het was warm, tot zover schommelen de temperaturen elke dag tussen de 29 en 32 graden, met de vochtigheid die je in deze staten kunt verwachten. De alligators verscholen zich tussen de waterplanten en dikke lagen kroos, die eruit zagen of je er op kon lopen.

Nieuwsgierige ogen volgden ons en soms zag je ze onder water verdwijnen, zonder een rimpeltje aan het oppervlak te veroorzaken. Een enkele keer een enorme plons, als een groot exemplaar geïrriteerd van de kant dook.

Het was er doodstil en over de dikke krooslaag zag je vogels lopen, libellen van ongekende grootte zwermden overal rond. Omdat dit zo’n vochtig gebied is, barst bet overal natuurlijk van de muskieten, zodat we het antimuggenspul dat we bij RoadBear mee genomen hadden, super van pas komt. Het is voorjaar en ook de muskieten paren met groot enthousiasme. Met de achterlijven aan elkaar geketend zitten ze op de voorruit en blijven daar, zelfs al je rijdt. Dus zit je de halve dag naar een soort dierenporno te kijken.

We hadden een mooie camping in Westlake, Whispering Meadows RV, waar een meneer die met zijn hond liep, ons aansprak en vervolgens een uur bleef praten. Op  de campings zitten vaak contractors, die overal en nergens werken en graag een praatje maken. Zijn hond bleef braaf zitten en probeerde af en toe wel op mijn schoot te komen zitten.

We gingen de grens met Texas over en stopten bij een Aldi om water in te slaan. Apart om dan dezelfde chocola als bij ons te zien.

De verpakkingen pretzels zijn niet hetzelfde, beetje groter.

Ondertussen zijn we beland in Giddings, Texas en hebben in totaal 1395 mijl gereden. Het is bloedheet en de airco draait weer overuren, tijd om met iets lekkers buiten te gaan zitten en straks te gaan barbecueën.


New Orleans

We waren dus aan het wachten op de taxi die ons naar Bourbon Street in New Orleans zou brengen. Na een half uur nog maar eens gebeld, tja, het was zo druk, werd er gezegd, ze kregen niemand te pakken. De eigenaar van de camping zei dat we beter de bus konden nemen, die stopte aan de overkant en deed er wel drie kwartier over. Maar als we terugkwamen ’s avonds, moesten we toch maar beter een taxi nemen. Toen we naar de camping reden vermoedden we al zoiets

Goed, je gaat je tijd niet zitten verdoen met wachten en dus stapten we op de bus. Om te beginnen hing er een oorverdovende pislucht en een van de stoelen was dan ook letterlijk zeiknat. We keken naar onze medepassagiers en daar werden we niet vrolijk van. Als je in Amerika geen auto hebt, zijn daar eigenlijk maar een paar redenen voor. Je woont bijvoorbeeld ergens waar dat niet handig is, omdat je het ding toch nergens kwijt kan. Of omdat je het niet kan betalen en in Amerika hoor je dan echt bij de onderlaag. Want als je de wrakken ziet waar vaak mee wordt rondgereden, dan weet je dat die mensen gewoon geen cent te makken hebben. Heb je dus geen auto vanwege afwezige financiën, dan is je situatie niet rooskleurig. Onze medepassagiers waren duidelijk armlastig, je zag het aan hun kleding, hun verzorging. Wijken die we zagen waar de bus door reed, hebben we tijdens geen van onze reizen gezien. Zo armoedig en afgetrapt, duidelijk onveilig en overal stapten mensen in en uit, die woonden daar dus. Dan voel je je beschaamd, omdat je dat allemaal ziet en opmerkt en de enige reden voor ons om op de bus te stappen, was omdat er geen taxi kwam. Dan denk je aan je eigen mooie huis met grote tuin en voel je je gezegend. Maar iedereen kan in zo’n armoedige situatie terechtkomen, iedereen. Er hoeft maar genoeg fout te gaan in je leven, ook dingen waar je niks aan kunt doen en je bent er ook zo aan toe. Mensen die zeggen: ‘Mij overkomt dat niet’, weten niet waar ze over praten.

We stapten over op een streetcar, zoiets als het trammetje in San Francisco en gingen er bij Bourbon Street uit. Zoals ik al zei was er een groots jazzfestival in New Orleans waar hele volksstammen op af kwamen. Het was meer dan superdruk, overal werd muziek gemaakt, de hoeveelheid bedelaars was verbijsterend, net als de overvloedige aanwezigheid van politie.

Qua uiterlijk was het er ook erg achteruit gegaan: ondergekalkte panden, balkons die bijna van gevels af leken te vallen. De mensen hadden ook geen oog voor de koloniale stijl van veel gebouwen en die was toch echt de moeite waard. Een kennelijk nieuwe mode die me hier opviel, was dat veel vrouwen, mooie kleren en perfect opgemaakt, op pantoffels of iets wat daar op lijkt, rondlopen.

Er waren bandjes met zangers op straathoeken, sommige best goed.

Een man met een trompet maakte in hoofdzaak geluid zonder kennelijke samenhang, anderen gaven drumsolo’s op omgekeerde emmers, je kon schaken, er werd getapdanst, van alles.

Je zag hoe mensen hun kansen grepen na de corona-ellende, die natuurlijk nog niet geheel voorbij is, maar je kon ze geen ongelijk geven.

We wandelden en bekeken van alles, tot mijn rug zei: Ja dahaag, doe je het lekker zelf? Op een trapje van een huis ben ik even gaan zitten en er stopte een auto en de chauffeur vroeg of ik op Uber wachtte, een taxi dus. Nee, maar kon hij zijn nummer geven? Dan belden we als we naar de camper terug wilden. Ik dacht: ik ga niet weer tijden op een taxi wachten die niet komt. We slenterden verder, elk paar stappen omgeven door dikke wolken van dopelucht.

We aten wat in een klein restaurant, waar al gauw een wachtrij buiten stond en besloten dat het tijd was om terug naar de camping te gaan. Het was buiten zo mogelijk nog drukker geworden en overal stonden groepen mensen te kijken naar de meest uiteenlopende optredens.

Henrie belde Dwight, zo heette de Uber taxichauffeur, en die was er in tien minuten. Hij vertelde dat hij eigenlijk net naar huis wilde gaan, het was ook al bijna 22:00, en dat zijn hond al op hem zat te wachten om samen een wandeling te maken.

We kwamen langs de begraafplaats waar Marie Leveau begraven ligt. Dat zegt sommigen van jullie misschien niets, maar dat is de grootste voodoo koningin die ooit heeft geleefd. We hadden dat vorig keer bezocht en Dwight vertelde dat de begraafplaats tijdens de lockdown gesloten was geweest. Omdat er zoveel spullen van gestolen werden, waarschijnlijk om te verkopen, omdat mensen geen inkomsten meer hadden. Hij vertelde ook dat hij net terug was uit Arizona. Zijn vader was drie jaar daarvoor overleden, zijn moeder had dementie en hij was maanden bij haar geweest om haar te verzorgen. Dat hij New Orleans haatte en de mensen vreselijk vond. Zijn broer was er arts en die zei regelmatig: ‘I hate these people, I hate them’. Hoe zijn broer regelmatig ‘patiënten’ kreeg, die in hoofdzaak voorschriften voor drugs wilden hebben. Toen hij dat weigerde, had een van die figuren hem met het toetsenbord van de computer geslagen.

We kwamen bij de camping en Dwight zei: ‘In deze buurt moet je niet de straat opgaan, blijf er weg. Als je hulp nodig hebt of ik kan wat doen, je hebt mijn nummer.’ We gingen door de beveiligde poort en liepen naar de camper. Het was nog steeds bloedverziekend heet en mega benauwd. Thuis zou je zeggen: het gaat vast onweren en dat ging hier ook op. Een uur later begon het gerommel en de flitsen, er brak een onweer los zoals we dat thuis niet kennen. Door het zout van de zee in de lucht, verspreidt de elektriciteit van het onweer zich enorm. Het water kwam met meer dan bakken uit de lucht zetten en bijbehorende windstoten, die de camper deed schudden en dat hield niet zomaar op. Het ging een paar uur door en ’s morgens begon het weer opnieuw.

Een herhaling van de vorige keer dat we hier waren, maar toen hoosde het overdag ook nog eens enorm. We vertrokken, reden door dezelfde armoedige buurten als met de bus en voelden ons gezegend dat wij mochten vertrekken. In tegenstelling tot de bewoners, die hier waarschijnlijk nooit aan zullen kunnen ontsnappen…

Van Florida naar Alabama en Mississippi en door naar Louisiana

Zoals altijd mijden we de snelwegen en kiezen voor de rustigere trajecten, maar deze route naar Alabama was verre van rustig. Integendeel, het was vreselijk. Je rijdt langs de Golf van Mexico, ook al zie je die niet aldoor. Het waren tientallen mijlen met kleine pretparken, fast food tenten, restaurants, bars, shopping malls, het hield niet op en druk!

Elke paar honderd meter een stoplicht, was er een stuk tussen twee stadjes stond je weer in de file, omdat er een school was waar de kinderen door hun ouders werden gehaald. Met de auto, vanzelfsprekend, ondanks dat je overal de schoolbussen zag rijden. De benzine in Florida kost vrijwel overal $4,19 de gallon. Soms zie je dan tankstationnetjes die goedkoper zijn. Jaja, let op, instinker, die lagere prijs is dus alleen al je contant betaalt! Heb je dat niet en moet je je credit card of pinpas gebruiken, betaal je gewoon die $4,19 en voor pinnen bij de aanwezige flappentapper moet je doorgaans een paar dollar betalen.

Perdido Bay

Uiteindelijk staken we Perdido Bay over, de uitloper van Perdido River, de natuurlijke grens tussen Florida en Alabama en werd het een fractie rustiger. De camping waar we zouden overnachten, Lake Osprey RV Resort, was geen onbekende. Daar hebben we negen jaar geleden ook gestaan, een werkelijk prachtige camping met vijvers. Toen was het net geopend en alles gloednieuw, nu was het vollediger en zo mogelijk nog mooier.

Het was heerlijk buiten te zitten en met verbazing te luisteren naar de keiharde geluiden van, dacht ik, Canada ganzen. Het klonk zo dichtbij, maar geen gans te zien. Het leek wel of ze elkaar aan het uitschelden waren, maar waar? Het bleken dus kikkertjes te zijn, geen grote, maar kleine. Of ze nu aan het schelden waren of een partner lokten, omdat ze wilden trouwen weet ik niet, maar het was oorverdovend en ze waren onzichtbaar. Toen Henrie de volgende ochtend alles aan het loskoppelen was, riep hij me en zei mijn camera mee te nemen. Onder het kapje van de kraan naast de camper zat een kikkertje. Een prachtig groen diertje, die leek op een green tree frog zoals je ze in Australië veel ziet. Ik ben dol op kikkers en smolt meteen. Andersom niet, hij vond het maar eng.

Verder gingen we, door landelijk gebied met prachtige huisjes die allemaal een eindje van elkaar stonden. Alles perfect onderhouden, zelfs geen grassprietje stond scheef. Alleen zag je er niemand. De auto’s stonden naast het huis of onder een carport, maar geen mens was buiten. Misschien lagen ze allemaal in een doodskist in de kelder, om daar na middernacht uit te komen en argeloze reizigers te vangen en leeg te zuigen. Om ze daarna een in massagraf met ongebluste kalk te storten. Maar misschien vonden de mensen het nog te warm en zaten ze lekker binnen bij de airco. Want warm was het, zo’n 30 graden en megavochtig, alsof je in een broeikas met tropische planten zat.  

Het verschil tussen omgevingen is altijd enorm. Dus prachtig en keurig onderhouden, maar zodra een buurt wat minder wordt zie je dat meteen aan de bergen afval, alsof ze vuilniszakken hebben omgekieperd. Vuilnis, matrassen , bankstellen waar gras uit groeit, autobanden, lege blikjes en flesjes, verzin het en het ligt er. Overal staan bordjes waarop de boetes vermeld staan als ze je betrappen, maar meer dan die bordjes zetten doen ze kennelijk niet.

De volgende camping was in Biloxi, Mississippi, en helaas in de buurt van een spoorlijn. Om de een of andere reden moeten machinisten de fluit laten galmen als ze door een stadje komen en dat hoor je. Veel machinisten zijn al vroeg fabrieksdoof en dat verbaast me niks.

We zaten buiten en ineens kwam er stoer een schildpad aangestapt door het gras. Toen hij me naar mijn camera zag reiken, schoof hij a la seconde onder een struikje en ging tussen de bladeren zitten. En ik zweer je dat ik zag hoe hij een middelvingertje naar me opstak. Een lief zwart katje kwam even later ook nog een praatje maken en liet zich lekker door ons kroelen. Dan denk je toch wel heel erg aan je spulletje thuis, zoals we onze katten noemen, en verlang je die even stevig te knuffelen en dikke zoenen op hun hoofdjes te plakken.

We staken de grens over naar Lousiana en de weg werd door meerdere bruggen aan elkaar gekleid. Sommige kort en oud, waar tegenliggers voorzichtig vermeden moesten worden, andere kilometers lang.

Ondertussen zijn we op een camping in New Orleans beland, zo eentje met hoge hekken en prikkeldraad en shabby uiterlijk, gelegen in een mindere buurt om het elegant uit te drukken. Zo’n omgeving waar je ’s avonds beter niet kunt gaan wandelen. Maar er is dit weekend een groot jazzfestival en de andere campings waren vol. Taxi gebeld en die zou er binnen een half uurtje zijn, maar dat moesten we nog zien…

Een paar honderd mijl verder

De afgelopen dagen stonden vooral in het teken van reizen. We overnachtten op een mooie camping en onze plek was pal aan een meer, ongetwijfeld vol alligators, die kwijlend wachtten tot iemand een grote teen in het water zou steken. Het bord bij de ingang waarschuwde je er al voor.

Het was heerlijk weer en we zaten tot laat buiten. Jammer maar helaas waren er talloze golfkarretjes waar mensen zich op de camping mee verplaatsen. Het was nog net geen file rijden en de meeste karretjes hadden megafelle koplampen. Je kon ze vergelijken met zoeklichten van reddingsboten, die ’s nachts worden gebruikt om naar drenkelingen te zoeken. In geen tijd waren er gaten in mijn netvlies gebrand, die ervoor zorgden dat mijn zicht hetzelfde was als wanneer ik door een vergiet probeerde te kijken.

De volgende ochtend was het doodstil en het enige dat je hoorde was het ruisen van de bomen en talloze, voor ons onbekende, vogels. Zo rustig en stil, dat je alleen maar wilde blijven zitten en luisteren naar de stilte, om zo helemaal tot rust te komen. Maar uiteindelijk zou toch het vergiet weer in gebruik worden genomen en omdat ik veel van mijn netvlies hou, zijn we toch maar vertrokken. We reden nog even door Cedar Key, een oud en klein stadje met prachtige bomen en oude panden. Als je met je ogen knipperde was je er alweer doorheen, maar toch leuk om te zien. Het is het laatste eilandje dat hier met een brug met het vaste land is verbonden.



De bermen staan vol met bloeiende planten, waar vlinders en anders insecten dol van genot doorheen vliegen.



Onderweg deden we een Beef O’Brady aan, een kleine keten waar je echt lekker kunt eten en die ik buiten Florida nergens heb gezien. Mijn favoriet is de prime rib sandwich, te vergelijken met een French Dip. Een warm broodje met dunne plakjes rosbief, daarop gesmolten kaas. Met frietjes of curly fries en een bakje jus om je broodje in te dopen.
In elke locatie van Beef O’Brady hangen zeker 15 tv schermen, allemaal op een andere sportzender afgestemd en eentje over de oorlog in Oekraïne. Ze hebben een enorme hoeveelheid bieren op tap en dat nodigt een enkele man uit om aan de toog te gaan zitten, een eenzaam pintje te drinken en op zijn telefoon of naar zo’n een tv scherm te kijken.



Het blijft me verbazen. Je gaat toch naar het café voor de gezelligheid en het praatje? Kennelijk snap ik de Amerikaanse gezelligheid op dat vlak niet goed.

Je ziet hier de geweldigste bumperstickers, zoals deze, geweldig.



Florida is vooral moeras, inclusief muggen en bloeddorstige alligators. De doorgaande weg leek door een groene gang van begroeiing te gaan. Daar waar de planten en bomen een stukje terugweken, zag je rimpelloos water met de hemel weet wat er allemaal in woonde. De doorgaande weg door die groene gang was de eerste tien mijl leuk, dan werd het wat saai en na ruim honderd mijl geestdodend. Om te voorkomen dat je tijdens het rijden gedachteloos het stuur loslaat om een ijsje te pakken of te gaan plassen, laat je je geest dan maar peinzen over dingen die je verbazen.
Bijvoorbeeld: motorrijders, die je hier in grote groepen ziet. Ze dragen doorgaans geen helm of beschermende kleding, dus hoe zien ze eruit als ze een smak maken? Maar wat nog meer te peinzen geeft: je ziet er heel wat rijden met een sigaret in de mond. Hoe krijgen ze het voor elkaar? Zouden ze dan ook een asbak hebben? Al lijkt me die tamelijk nutteloos op een motorfiets. Of: je komt bij een piepklein heuveltje, de weg helt dus en er staat een bord dat meldt dat er een heuvel komt, die het zicht kan blokkeren. Ja, en? Is dat niet logisch dan?
Soms was er wat spannends te doen. Dan stonden er borden dat je je snelheid moest minderen, vervolgens kwam er een kruispunt met een benzinestation, een Dollar General (soort Action), twee lege huizen en was de opwinding weer voorbij. Soms was er zelfs een bocht in de weg, maar daarna was de groene gang er weer en voelde je je hersencelletjes geleidelijk verder afsterven.

We reden niet altijd aan het water, maar de route ging langs de Golf van Mexico. We kwamen langs een enorme baai, die zijn uitgang in de Golf had, omringd door hagelwitte, uitgestorven stranden. Het was heerlijk daar te staan en de frisse wind te voelen, want Florida is warm en heel vochtig. We gingen het strand op en staarden over het water, verwachtend dolfijnen of de rugvinnen van een haai te zien. Dat krijg je als je op het vliegtuig de film ‘Jaws’ hebt zitten kijken.

Onderweg zagen we diverse borden die je waarschuwden dat daar beren waren, zodat je die niet van hun harige sokken zou rijden. Gek he, die verwacht je in de bergen, niet in heet Florida.

We mochten ook weer eens lunchen bij een Chinees. Maar, zoals we wel vaker hebben meegemaakt, werd daar het zwaarste van het zwaarste op gebied van klassieke muziek gespeeld. Het maakte het Requiem van Mozart tot een huppelig muziekstuk en na tien minuten had je het gevoel dat er tien kilo lood aan je schouders hing. We vertrokken voordat we in snikken uitbarstten, maar het eten was lekker.

Onze camping van vannacht was in Panama City, niet de goedkoopste, wel een mooie en lekker stil, Sun Outdoors. We zijn ook een tijdlijn over gegaan en het is hier een uur vroeger. De zwarte vliegjes (midges) belagen je als je buiten zit en de spray die ik van RoadBear had meegenomen kwam goed van pas. Volgens de beschrijving helpt die tegen muskieten, zwarte vliegjes, gnats en no-see-ums.
’s Morgens om acht uur is het al 24C en de luchtvochtigheid is enorm. De airco maakt overuren en dan denk ik aan de mensen die hier vroeger hebben gewoond, zonder al die verkoelende luxe.

Vandaag zullen we Florida verlaten en steken we de grens van Alabama over. Ben benieuwd wat we daar tegen gaan komen…

Het is ongelooflijk, maar we zijn er!

Op vakantie gaan, leuk! Iets om je op te verheugen. Ja, in een normale situatie wel, maar Amerika eist van tevoren nog steeds zo’n antigeentest, die maximaal 24 uur oud mag zijn. Dus tot die tijd weet je niet of je reis doorgaat… Je reis die ‘pas’ vier keer is geannuleerd, vanwege de wereldwijde ellende. Vrijwel alle landen hebben die test ondertussen afgeschaft, behalve Amerika en voor zover ik weet China. Terwijl de situatie in Amerika hetzelfde is als in Europa, qua besmettingen en ziektecijfers. Tot je de uitslag hebt, kun je je dus ook niet echt verheugen op je vakantie. Normaal is tegen de dag voor vertrek al een berg ingepakt, nu niet. Want het kon eventueel allemaal niet doorgaan. En voor een maand in een camper, neem je nou eenmaal meer en andere dingen mee, dan voor een auto- of zonvakantie.

Om 11:00 de test en die was negatief. Toen aan de slag en eind van de dag ben je compleet uitgeput. De eerste vlucht was al om 08:20, dus om 02:45 stonden we alweer naast ons bed om aan de marteldag te beginnen.
De snelwegen waren doodstil, alsof weer een lockdown iedereen aan huis gekluisterd hield. Onze vertrouwde Park & Fly was door de pandemie en dus afwezigheid van reizigers failliet, maar een klein eindje verderop zit een andere, waar ook een groot deel van het personeel van de originele Park & Fly werkt. We reden het terrein op en daar stond het busje om ons weg te brengen al te wachten. De meneer keek me aan en riep met oprecht Amsterdams accent: “Dat is lang geleden, al een paar jaar! Vliegen jullie weer op Las Vegas?” Vind ik zo knap he, die mensen vervoeren dagelijks ik weet niet hoeveel mensen en toch na jaren herkent hij je en weet waar je doorgaans naar toe reist.

Afijn, op Schiphol al sterrevus druk, hij weer naar de vertrekhal waar de spreekwoordelijke mierenhoop niks bij was. Meivakantie, Koningsdag, dus minder personeel plus de naweeën van de staking afgelopen zaterdag. En dat hebben we geweten! Bagage afleveren plus inchecken, daarna moesten we naar hal E voor de vertrekgate, bordjes gevolgd en kwamen bij een doorgang die afgezet was met van die paaltjes waar banden tussen zijn gespannen, je kent ze wel. Er stond al een hele groep braaf te wachten, ik wacht dan ook braaf. Twintig seconden dan, geduld is niet mijn beste karaktertrek en dat was maar goed ook…
Na die twintig seconden ben ik naar een mevrouw bij de dichtstbijzijnde incheckbalie stond toegerend en gevraagd wanneer die doorgang nou eindelijk eens opende. Ze keek me sloom aan en zei: “Ik weet niet of die nog wel opengaat.” Ik wist een vette vloek binnen te houden en vroeg hoe we dan in hal E moesten komen. Ze wees naar een trap, die zover weg was dat ik die amper zag, daar moesten we naar boven dus. Wij rennen, over mijn schouder de groep wachtenden toegeroepen dat die doorgang niet open zou gaan en dat we via de trap moesten.
Bovengekomen geen bordjes meer voor hal E. Een meneer die er werkte zei: “Nee, dan moet je daarheen, via Den Haag en Dordrecht en dan volg je de borden Madurodam.” Of zoiets. Het was in ieder geval een pokkeneind lopen en de klok tikte wel verder. Eindelijk daar aangekomen moesten we door de beveiliging waar al een berg mensen stond te zuchten.
Net als in de Efteling hing er aan het begin van de rij een bordje: vanaf hier 15 – 20 minuten. Nou, ammehoela, misschien in een normale situatie. Dit heeft meer dan anderhalf uur geduurd. Krankzinnig. Onze vlucht naar Atlanta was dus om 08:20, de gate zou om 08:05 sluiten, wij kwamen om 07:55 aangerend, net op tijd dus, met dank aan het meer dan klunzige gebeuren op Schiphol.

De marteling van de vlucht, die achteneenhalf uur zou duren, begon. Je gaat op een stoeltje zitten en mag er niet vanaf, behalve om naar de wc te gaan. Drie stoelen naast elkaar en naast Henrie zat een aardige meneer, die ik er op een gegeven moment van verdacht aan een moeilijk soort yoga te doen, waarbij hij zijn voorhoofd op zijn knieën moest leggen. Hij sliep dus en natuurlijk moest ik naar de wc. Slaap is heilig, dus heb ik met moeite gewacht tot hij zijn rolluikjes opentrok en ik nog net niet over hem heen springend naar de plee kon rennen.
Aankomst Atlanta met de douanecontrole op zijn Amerikaans. In Nederland zou je zeggen: zo snel als dikke stront in een trechter, daarom wil ik altijd drie uur tussen twee vluchten hebben, ik ken die situatie zal ik maar zeggen. Zo’n vliegtuig braakt heel wat mensen uit en omdat het een internationale vlucht is, moet je door de douane. Het leek de Aldi wel, drie miljoen mensen en maar een balie open. Het duurde ‘slechts’ anderhalf uur, na een uur gingen nog twee balies open en ging het een fractie sneller. Je paspoort wordt natuurlijk gecontroleerd, je foto genomen en je vingerafdrukken. Bij ons bleef het beperkt tot paspoortcontrole en foto, waarschijnlijk stond er toen op het computerscherm: ‘O no, not them again!’
De volgende vlucht, naar Orlando, duurde maar een uur en toen stonden we in heet, vochtig Florida. Taxi naar hotel, even omgekleed en dan wat gaan eten. Je hebt geen vervoer en naast het hotel zat een Waffle House, dat had ik op Google Street View al gezien. Waffle House, wafel huis dus, zit door heel Amerika en daar hadden we nog nooit gegeten. Omdat de naam doet vermoeden dat ze er alleen wafels hebben, maar dat viel mee. We moesten echt wat eten en ze hadden ook biefstukjes. Met rösti en gebakken eieren. Niet een combinatie die echt voor de hand ligt, maar goed… De mevrouw die ons hielp was supervriendelijk en goedlachs en trakteerde ons ook nog op een wafel.
Schuin aan de overkant was een benzinestation, dat zijn hier halve supermarktjes, en ik wilde wat suikervrije limonade voor mijn rummetje en Henrie een biertje. Steek je toch even over, zou je zeggen? Dan moet je wel eerst goed op de uitkijk dat zowel van links als rechts er over een heel eind geen verkeer komt, want de straten zijn hier heel wat breder, in totaal zesbaans.
We zijn er zonder kleerscheuren vanaf gekomen, hebben in het hotel eerst lekker gedoucht voor we nog even ontspanden en toen mochten we slapen. Het is hier zes uur eerder, dus je bent ook weer heel vroeg wakker, ondanks je nog aanwezige moeheid. Om 05:30, dan is het thuis dus 11:30. Douchen, al het gebruikte inpakken, ontbijten en met de taxi naar RoadBear om de camper op te halen. Ik had de week van tevoren al gebeld om een afspraak te maken om de camper vroeg op te halen en we konden om 09:00 terecht. We hoeven de uitleg over hoe alles werkt niet meer, dat weten we zo onderhand wel uit ons hoofd.
Er staat bij zo’n verhuurstation altijd een kast met spullen die mensen hebben achtergelaten toen ze hun camper inleverden. Dat kan van alles zijn, rijst, wc papier, blokjes voor je wc tank, zout, sponsjes, weet ik veel. Want dat nemen ze niet mee naar de andere kant van de oceaan. Heel handig was ook het anti-muggenspul, want hier in Florida en de komende staten zullen we dat hard nodig hebben! Die kast was zo’n beetje leeg nadat wij een bezoekje hadden gebracht, zelfs een droogrekje wat onderweg goed van pas kan komen, weten we uit ervaring. Wat wij dan over vier weken over hebben, laten we ook achter in zo’n kast als we de camper in Las Vegas inleveren, of we geven het weg aan iemand op een camping. Daar wonen namelijk ook altijd mensen permanent en je ziet doorgaans van buiten al of die het niet zo breed hebben. Die kunnen de spullen dan beter gebruiken.

De camper waar ik speciaal om had gevraagd, het type dus, stond op ons te wachten. Op de foto’s het zitkamergedeelte met uitgeschoven zijkant. In de slaapkamer kan je de zijkant ook uitschuiven en natuurlijk aparte douche en wc. Alles aan boord. In het aanrecht zit een grote flatscreen verzonken, zodat je tv kunt kijken, wat wij nooit doen. We gaan niet naar Amerika om tv te kijken, doen we thuis ook amper en buiten zitten is veel leuker.


We vertrokken en dan is het wel weer even wennen om met zo’n camper van tien meter lang te rijden en dan ook nog eens in de heksenketel van Orlando, maar het wende snel, al moet je bij remmen altijd je tijd nemen. Zo’n ding heeft een lange remweg en als je te bruusk remt, ligt de inhoud van je kastjes op de grond.


Henrie had op de gps al een Dollar Tree gevonden, waar we zoveel mogelijk dingen van onze lijst kochten. Corona heeft hier ook de prijzen omhoog gejaagd, dat merk je. Bij de Dollar Tree was niet alles meer een dollar, maar $1,25, wat nog niet veel is. Ik wil bv altijd een wc borsteltje en die vind ik nergens voor die prijs. Ketchup, mosterd, servetjes (buiten je inrichting, potten, pannen, etc. is er niks in de camper), schoonmaakspul, nou ja, van alles dat op onze lijst voorkwam, daar ingeslagen en toen naar onze favoriet voor de rest: de Walmart. Het was geen supercenter zoals normaal, maar een buurtWalmart. Voor onze begrippen nog enorm, maar toch wat minder uitgebreid. Moeten we ergens anders weer even naar een Walmart, wat naar nu…

Op het gebied van verspilling is Amerika nog niet veranderd. Als je naar het gemiep bij ons kijkt, alleen al op het gebied van plastic en dan moet je hier zien! Natuurlijk de onvermijdbare carrousel met driemiljoen tasjes waar ze je boodschappen indoen, ja die worden hier altijd voor je ingepakt. Op de groente afdeling, dat zijn altijd plaatjes om te zien, keek ik bij de worteltjes. Wat zie ik? Ongetwijfeld uit hoofde van gezond snoepen een zakje kleine worteltjes en elk worteltje, let op, apart verpakt! Hoezo uitkijken met plastic?


Van al dat gedoe krijg je honger en waar ga je dan eten voor je late lunch? Yep, bij een Chinees met een buffet. Daar hebben we drie jaar op moeten wachten. Het is niet te vergelijken, in geen enkel opzicht, met het Chinese eten dat je in België en Nederland hebt. Geen sauzen, alles geroerbakt, dus de groenten nog lekker knapperig, veel vis en garnalen, noem maar op. Zeker veertig gerechten en als je maag dan op je knieën hangt en je echt niet meer wil eten, is er nog het dessertbuffet. Mwoah, klein beetje dan…
Maar we zagen ook iets merkwaardigs. Of het nu nog uit hoofde was van besmettingen of gewoon niet willen afwassen, maar de bordjes de je pakte waren van polystyreen en je bestek was plastic. Goed, ik cola light en Henrie thee. We doen altijd citroen in de thee, dus Henrie had een stuk citroen in zijn beker uitgeknepen en dat op zijn lege bordje gelegd.

Even later pakte hij dat stukje weer op en het citroensap had dus gaatjes in het materiaal ‘gebrand’.

Ook ‘leuk’ bericht, want ik doe overal citroen in, in mijn rum, thee, water, ik marineer er mee, etc. Maar goed, zolang er geen gaten in me vallen zal het wel meevallen.
Via een megafile naar een camping gereden en de boel uitgepakt en ingericht. De receptie was al dicht toen we aankwamen, maar een groep senioren, allemaal in golfkarretjes, hebben ons geholpen. Permanente bewoners, die na het avondeten in hun golfkarretje stappen en met andere mensen in golfkarretjes gaan zitten kletsen. Maar die weten welke plekken er niet gereserveerd zijn. We staan bij een meer, dus buiten zitten na zonsondergang was geen optie. Dan pakken de muggen je op om je elders leeg te zuigen. Maar goed, de boel moest nog uitgepakt en ingericht worden, dus geen probleem.

Het was laat toen we gingen slapen en wederom was ik al vroeg wakker en ben aan dit blog begonnen. Buiten rijden de eerste senioren alweer voorbij in hun golfkarretjes, de morgenschemering verdwijnt en de stralende zon smijt haar stralen gul overal over het land. Internet is hier meer dan rampzalig, dus plaats ik dit blog wel als we ergens anders zijn. Nu douchen en ontbijten…