De afgelopen dagen stonden vooral in het teken van reizen. We overnachtten op een mooie camping en onze plek was pal aan een meer, ongetwijfeld vol alligators, die kwijlend wachtten tot iemand een grote teen in het water zou steken. Het bord bij de ingang waarschuwde je er al voor.

Het was heerlijk weer en we zaten tot laat buiten. Jammer maar helaas waren er talloze golfkarretjes waar mensen zich op de camping mee verplaatsen. Het was nog net geen file rijden en de meeste karretjes hadden megafelle koplampen. Je kon ze vergelijken met zoeklichten van reddingsboten, die ’s nachts worden gebruikt om naar drenkelingen te zoeken. In geen tijd waren er gaten in mijn netvlies gebrand, die ervoor zorgden dat mijn zicht hetzelfde was als wanneer ik door een vergiet probeerde te kijken.
De volgende ochtend was het doodstil en het enige dat je hoorde was het ruisen van de bomen en talloze, voor ons onbekende, vogels. Zo rustig en stil, dat je alleen maar wilde blijven zitten en luisteren naar de stilte, om zo helemaal tot rust te komen. Maar uiteindelijk zou toch het vergiet weer in gebruik worden genomen en omdat ik veel van mijn netvlies hou, zijn we toch maar vertrokken. We reden nog even door Cedar Key, een oud en klein stadje met prachtige bomen en oude panden. Als je met je ogen knipperde was je er alweer doorheen, maar toch leuk om te zien. Het is het laatste eilandje dat hier met een brug met het vaste land is verbonden.

De bermen staan vol met bloeiende planten, waar vlinders en anders insecten dol van genot doorheen vliegen.

Onderweg deden we een Beef O’Brady aan, een kleine keten waar je echt lekker kunt eten en die ik buiten Florida nergens heb gezien. Mijn favoriet is de prime rib sandwich, te vergelijken met een French Dip. Een warm broodje met dunne plakjes rosbief, daarop gesmolten kaas. Met frietjes of curly fries en een bakje jus om je broodje in te dopen.
In elke locatie van Beef O’Brady hangen zeker 15 tv schermen, allemaal op een andere sportzender afgestemd en eentje over de oorlog in Oekraïne. Ze hebben een enorme hoeveelheid bieren op tap en dat nodigt een enkele man uit om aan de toog te gaan zitten, een eenzaam pintje te drinken en op zijn telefoon of naar zo’n een tv scherm te kijken.

Het blijft me verbazen. Je gaat toch naar het café voor de gezelligheid en het praatje? Kennelijk snap ik de Amerikaanse gezelligheid op dat vlak niet goed.
Je ziet hier de geweldigste bumperstickers, zoals deze, geweldig.

Florida is vooral moeras, inclusief muggen en bloeddorstige alligators. De doorgaande weg leek door een groene gang van begroeiing te gaan. Daar waar de planten en bomen een stukje terugweken, zag je rimpelloos water met de hemel weet wat er allemaal in woonde. De doorgaande weg door die groene gang was de eerste tien mijl leuk, dan werd het wat saai en na ruim honderd mijl geestdodend. Om te voorkomen dat je tijdens het rijden gedachteloos het stuur loslaat om een ijsje te pakken of te gaan plassen, laat je je geest dan maar peinzen over dingen die je verbazen.
Bijvoorbeeld: motorrijders, die je hier in grote groepen ziet. Ze dragen doorgaans geen helm of beschermende kleding, dus hoe zien ze eruit als ze een smak maken? Maar wat nog meer te peinzen geeft: je ziet er heel wat rijden met een sigaret in de mond. Hoe krijgen ze het voor elkaar? Zouden ze dan ook een asbak hebben? Al lijkt me die tamelijk nutteloos op een motorfiets. Of: je komt bij een piepklein heuveltje, de weg helt dus en er staat een bord dat meldt dat er een heuvel komt, die het zicht kan blokkeren. Ja, en? Is dat niet logisch dan?
Soms was er wat spannends te doen. Dan stonden er borden dat je je snelheid moest minderen, vervolgens kwam er een kruispunt met een benzinestation, een Dollar General (soort Action), twee lege huizen en was de opwinding weer voorbij. Soms was er zelfs een bocht in de weg, maar daarna was de groene gang er weer en voelde je je hersencelletjes geleidelijk verder afsterven.
We reden niet altijd aan het water, maar de route ging langs de Golf van Mexico. We kwamen langs een enorme baai, die zijn uitgang in de Golf had, omringd door hagelwitte, uitgestorven stranden. Het was heerlijk daar te staan en de frisse wind te voelen, want Florida is warm en heel vochtig. We gingen het strand op en staarden over het water, verwachtend dolfijnen of de rugvinnen van een haai te zien. Dat krijg je als je op het vliegtuig de film ‘Jaws’ hebt zitten kijken.



Onderweg zagen we diverse borden die je waarschuwden dat daar beren waren, zodat je die niet van hun harige sokken zou rijden. Gek he, die verwacht je in de bergen, niet in heet Florida.

We mochten ook weer eens lunchen bij een Chinees. Maar, zoals we wel vaker hebben meegemaakt, werd daar het zwaarste van het zwaarste op gebied van klassieke muziek gespeeld. Het maakte het Requiem van Mozart tot een huppelig muziekstuk en na tien minuten had je het gevoel dat er tien kilo lood aan je schouders hing. We vertrokken voordat we in snikken uitbarstten, maar het eten was lekker.
Onze camping van vannacht was in Panama City, niet de goedkoopste, wel een mooie en lekker stil, Sun Outdoors. We zijn ook een tijdlijn over gegaan en het is hier een uur vroeger. De zwarte vliegjes (midges) belagen je als je buiten zit en de spray die ik van RoadBear had meegenomen kwam goed van pas. Volgens de beschrijving helpt die tegen muskieten, zwarte vliegjes, gnats en no-see-ums.
’s Morgens om acht uur is het al 24C en de luchtvochtigheid is enorm. De airco maakt overuren en dan denk ik aan de mensen die hier vroeger hebben gewoond, zonder al die verkoelende luxe.
Vandaag zullen we Florida verlaten en steken we de grens van Alabama over. Ben benieuwd wat we daar tegen gaan komen…