Als ik zeg dat internet de afgelopen dagen slecht te bereiken was, dat de verbindingen op de campings slecht waren, dan is dat heel zachtjes uitgedrukt. Af en toe een flard, als oprispingen na een maaltijd, maar verder niks. Van zo’n flard kon je dan gebruik maken om de hoognodige dingen te doen, maar vaak moest je die handelingen drie of vier keer herhalen voor het ook uiteindelijk ‘pakte’.
De middag dag we Ditte, die vriendelijke mevrouw bij de Dairy Queen, ontmoetten, hadden we eigenlijk gepland om naar Saguaro National Forest te gaan. Dus deden we dat de volgende dag.
Saguaro’s zijn die enorme cactussen met armen, die je ook in de Lucky Luke ziet.
De saguaro’s komen alleen in dit deel van Arizona en een deel van Mexico voor, verder nergens ter wereld. Ze worden zo’n 12 tot 15 meter hoog en daar doen ze dan wel 150 jaar over. In een ideale omgeving kunnen ze zelfs 200 jaar worden. Kan je je dat voorstellen?
We kwamen bij de ingang en gingen het Visitor Center in om de toegang te betalen. Ik had de camper schuin geparkeerd, aparte parkeerplekken voor campers waren er niet, en ervoor gezorgd dat anderen er geen last van hadden. Want zo’n ding steekt nogal uit. De hitte plofte op ons neer en een mevrouw vroeg aan me: ‘Is dat nou moeilijk om met zo’n camper te rijden?’ Ik zei dat dat niet zo’n probleem was. Ah, net als met een auto dus. Nou nee, dat ook weer niet. We kletsten wat verder en een andere vrouw kwam naar me toe. Zo’n schrale, tanige tante met een kleur haar die eigenlijk niet bestaat. Antiek touw of zo. Ze snerpte me toe: ‘Ik hoop wel dat je dat ding, de camper dus, zometeen weghaalt, want ik kan er zo niet uit.’ Ik keek en er was genoeg ruimte, genoeg zelfs voor iemand met 12 pinten op, zonder rijbewijs en slechtziend.
Dus ik zei dat er ruimte genoeg was. ‘En toch hoop ik dat je hem gauw weghaalt!’ En ze spillebeende weg, ongetwijfeld op zoek naar een ander om tegenaan te zeiken. De mevrouw die me had gevraagd hoe het rijden met een camper nu was, had het met verbazing aangekeken en ook de ruimte tussen de voertuigen bekeken. Ze zette haar handen in haar zij en zei: ‘Nou, ZIJ kan er in ieder geval niet mee rijden, ze kan nog niet met haar autootje overweg.’ De saguaro’s, met hun enorme stekels, observeerden het zwijgend, zoals ze al lang deden.
In de stammen van de saguaro’s zie je vaak gaten, door vogels gemaakt. Daar nestelen vogels zich, die zich beschermd weten door de stekels.
In films met John Wayne zie je hoe ze zo’n cactus openkappen en zich tegoed doen aan het vocht dat er in zit. Liters, ze kunnen zich douchen! Pure onzin. Ze bestaan 80% uit water, maar dat is niet te bereiken, het water is namelijk opgeslagen in pulp. Deze pulp zit tussen de bast en het houtachtige skelet en in het midden.
In de 20’er jaren van de vorige eeuw, begonnen de saguaro’s te verdwijnen, omdat ze gekapt werden voor de wegenbouw. Grazend vee beschadigde heel veel, door de zaden en heel jonge saguaro’s te vertrappen. De vooruitziende blik van de plaatselijke bevolking zorgde ervoor dat hier een stokje voor werd gestoken en Homer Shantz heeft het voortouw genomen en zich hard gemaakt voor de bescherming van deze unieke flora. Hij heeft er ook voor gezorgd dat dit uiteindelijk een nationaal park werd, dus met alle bescherming van dien.
Omdat het hier de laatste tijd behoorlijk geregend heeft en het een kletsnatte winter was, stond alles in bloei. Het was meer dan prachtig. Je moest uitkijken waar je liep om niet in allerlei stekels van uiteenlopend begroeiing vast te komen zitten, maar daardoor zag je ook meer. Net als bijzondere kevers met felle kleuren.
We gingen uiteindelijk terug naar dezelfde camping van de nacht ervoor, met net zulk slecht internet. Wat wel leuk was, vooral voor Henrie, is dat er naast elke camper een grapefruit-, citroen-, of sinaasappelboompje stond. Vooral de grapefruits waren enorm en supersappig. Ik hou er niet van, ik vind ze te bitter, maar Henrie zorgde voor een grote voorraad om zich vol mee te douwen. Voor mij een paar citroenen, voor in mijn rum en omdat het bij mijn karakter past. De sinaasappels waren nogal droog, dus die liet hij liggen.
Zowel in Phoenix als in Tucson hadden we gehoord over het Desert Museum, een echte aanrader. Nu zijn we geen museummensen, maar we besloten er toch naar toe te gaan. En het was geweldig! Het was vlakbij Old Tucson, de set waar in het verleden heel veel westerns zijn opgenomen en waar we vorig jaar zijn geweest. De parkeerplaats voor campers was een eind van de ingang vandaan en net toen ik uitstapte, kwam er een meneer in een golfkarretje aan die daar werkte. Hij stopte om op zijn telefoon te kijken en ik zei: ‘Ah, komt u ons ophalen?’ Dat was prima, stap maar in. Ik had nog nooit in zo’n karretje gezeten, maar ik wil er nu ook eentje! De dames bij de kassa keken stomverbaasd toen ze ons aan zagen komen en een meneer die net naar buiten kwam riep: ‘Taxi!’ en ging er in zitten. Het museum was geweldig. Er waren diverse gebouwen met uitleg, zoals over het ontstaan van de aarde en al het leven er op, maar ook met slangen, kikkers, padden, zeepaardjes, teveel om op te noemen.
De wandeling ging verder grotendeels buiten over het terrein en overal waren drinkfonteintjes om je dorst te lessen en je flesje te vullen. Het is en blijft natuurlijk woestijn en toen wij er waren was het zo’n 34 graden. Op het toilet bij de wasbak hing zelfs een automaatje, net als een zeepautomaatje, maar dan met zonnebrandcrème factor 30. Er was overal aan gedacht.
Je kon leren over dinosaurussen en zoeken naar fossielen. Er lagen brokken steen die je open kon hakken en een man was zo fanatiek bezig, dat ik hem vroeg op wiens hoofd hij in gedachten aan het beuken was. Hij keek me wazig aan en zei dat hij dat leuk vond om te doen, maar volgens mij maakten zijn handen ook wurgbewegingen.
Er waren allerlei dieren te zien, woestijndieren natuurlijk, zoals de bob cats, die me heel erg aan ons spulletje thuis deden denken.
Een porcupine, een soort egel met enorme stekels die achteruit wijzen. Dus een vijand die denkt slim te zijn en ze vanachter benadert, komt van een koude kermis thuis. We hebben eens een jonge grizzly in Yellowstone zien manken met stekels door zijn poot heen, die hij er iedere keer uit zat te trekken met zijn tanden.
Er was een enorme volière met het formaat van een gigantisch huis, met allerlei soorten vogels. Net bij de ingang zat een koppel eendjes en het mannetje vloog op me af en beet in mijn schoen en in mijn been. Na een paar keer goed knijpen liep hij weg met een ruggetje alsof hij wilde zeggen: ‘Zo, en als ze nog een keer ademhaalt, krijgt ze nog meer!’
Er waren sierduiven, kwartels, veel kleurrijke vogels waarvan ik de naam niet weet maar die we al heel vaak in het wild hebben gezien. Zo was er nog een volière, maar dan alleen met kolibries. Die zijn zo schattig om te zien en waar ze op een plek in de lucht blijven ‘hangen’ hoor je een zware brom. Alsof er een groot insect vliegt. Er hing een zakje met pluizig spul waar ze een nestje mee konden bouwen en eentje was er mee bezig.
Prachtige diertjes waar je uren naar kon kijken. Het museum ging om 17:00 dicht, wij waren er om 12:30. We hebben vrijwel non-stop rondgelopen in die bloedhitte, maar het was elke stap waard. We kwamen met onze tong op de schoenen bij de uitgang, helaas was de meneer met het golfkarretje er deze keer niet.
Onze volgende reisdoel was Tombstone, daar zijn we al vaker geweest. Een supercommercieel mijnstadje, vooral bekend om de ‘gunfight’ met Whyatt Earp bij de O.K. Corall. En het is er leuk, we komen er graag. Ook nu hadden we een plek op de camping tegen het stadje aan. Alles was al verlaten omdat we wat laat waren, maar dat verhoogde de sfeer juist. In een van de etalages zag ik een t-shirt met een tekst waar ik me goed in kon vinden, al zou dat in superbetuttelend Nederland niet kunnen.
Na een uurtje te hebben rondgewandeld was het tijd voor een pintje in de ‘Four Deuces Saloon’. Niet zo toeristisch met redelijk normale prijzen. Het werd mijn eerste biertje sinds 4 weken. Ik hou wel van een tapbiertje, maar verder drink ik het dus absoluut niet. De glazen waren groot en dat merkte je. Niet dat ik er zelfs maar aangeschoten van raakte, maar de hoeveelheid! Dat ben je dus totaal niet meer gewend en na een paar glazen heb je het gevoel dat je maag op je schoenen hangt. Tel daarbij dat Budweiser niet echt je van het is als je Belgisch bier gewend bent.
De dame achter de bar, Eireen, herkende me meteen en riep: ‘Ik ken jou, je was hier vorig jaar ook!’ Eireen is ook een enorme dierenvriend en heeft ondertussen 35 honden. Allemaal honden die ze opgevangen heeft. Sinds een paar maanden heeft ze ook een pitbull, een schat van een hond die dol is op mensen. Ze had die via een asiel waar het regel is, dat als een hond drie keer wordt teruggebracht, ongeacht de reden, die stomweg afgemaakt wordt. Ze zei: ‘En zo’n mooi dier, pas 18 maanden oud!’ Ze las op facebook dat hij op die dag afgemaakt zou worden en had ze een bericht gestuurd met de vraag het niet te doen, dat ze hem de volgende dag kwam ophalen. Maar nee, dat kon niet, hij werd afgemaakt. ‘Dat asiel is in Phoenix, vijfeneenhalf uur rijden hier vandaan, dat ging me niet lukken.’ Maar wat ze ook zei, nee, hij moest dood. Dan kots je toch? Tot haar grote geluk hadden mensen deze berichten gezien, hebben het dier opgehaald en haar een bericht gestuurd. Ze zijn naar Tucson gereden, om haar halverwege te ontmoeten om de hond aan haar over te dragen. Is dat niet geweldig? Ze vertelde: ‘Het is een prachthond, maar nog jong dus hij heeft aandacht een beweging nodig.’ Eireen is al twee keer gepensioneerd en werkt zich nu nog de krampen in de saloon van 15:00 tot ongeveer 22:00. Daarna moet de biervoorraad aangevuld worden en alles, inclusief terras, gepoetst worden. Dat duurt zo’n 2 uur en dan is het nog een uur rijden naar huis. Doorgaans is ze tegen 01:00 thuis. Ze zei: ‘2 pensioenen, maar ik heb een groot huis met veel grond vanwege mijn honden, dus ik moet dit werk wel doen.’ Elke ochtend staat ze ook weer om 05:00 op om haar honden te verzorgen en andere dingen thuis te doen, voor ze weer een uur naar haar werk rijdt.
Eireen is duidelijk niet meer de jongste, maar in dat lichaam klopt een hart van goud. In gedachten maak ik een diepe buiging voor deze vrouw. Ik vroeg haar of ze op facebook zat. Ze zei: ‘Je bedoelt om sponsors te vinden? Ik werk keihard, maar krijg het wel rond. Ik ken anderen die echt niet veel geld hebben en die ook honden en ook katten opvangen. Daar gaan ze mee naar de dierenarts en het kost allemaal bergen geld. Laat de sponsors die mensen maar steunen, die hebben het harder nodig dan ik.’ Is dat een geweldig mens of niet? En eigenlijk, al dat geld, al die moeite en inspanning, hogere leeftijd of niet, waar is het aan te danken? Aan de klootzakken van mensen die schofterig met dieren omgaan, zodat dit soort dingen nodig is. Bij deze roep ik: ‘Ga jij rot met dieren om? Dan heb je mijn haat al verdiend. Het is zo makkelijk dieren te verlaten, te mishandelen, af te laten maken. Dieren die je zelf in huis hebt gehaald, die zich aan je hebben gehecht en dan de meest misselijke behandeling krijgen. Van jou!’ En dan wil ik er nog aan toevoegen: ‘Je bent het doodtrappen niet waard.’ Niet aardig? Ik ben liever niet aardig dan een dierenmishandelaar. Eireen vertelde ook nog dat er een vent was die hondengevechten organiseerde. Iedere keer op een andere plek, zodat hij niet gepakt kon worden. Dat is toch gelukt en die vent heeft 23 jaar onvoorwaardelijk gekregen, dus zonder kans op vervroegde vrijlating. Geweldig. Plus dat hij het in de gevangenis niet makkelijk zal hebben, want de meeste mensen zijn dol op dieren. Goed zo, prima.
Er kwam die avond een meneer bij ons zitten, Steve, en die heeft heel de avond met ons gebabbeld. Een heel sympathieke man, 75 jaar en dat gaf je hem absoluut niet. Hij was een zogeheten ‘full timer’, zoals we er al diverse hebben ontmoet deze vakantie. Een ‘full timer’ is iemand die permanent in zijn camper woont en rondtrekt. Soms hebben ze hun huis verkocht, anderen verhuren het of keren af en toe een poosje terug. Hij vertelde dat er ups en downs aan dat leven zitten. De ups snap ik, wat waren de downs? Hij zei: ‘Ik ben alleen en soms zie je de prachtigste dingen, maar je hebt niemand om het mee te delen.’ Dat snapte ik en vond het triest. We zijn er nu eenmaal niet voor gemaakt om alleen te zijn. We bleven lang plakken.
Morgen nog een rondje Tombstone en dan weer verder. Het eind van de vakantie raakt in zicht, tijd om de route voor de laatste dagen uit te stippelen…