De volgende ochtend hebben we nog even verder genoten van Daisy May en die geweldige mensen. Wat houden ze van haar en wat is het een gelukkig hondje. Ze kunnen met haar sollen en doen: ze vindt alles leuk en geniet van de aandacht.
We kwamen camera’s en ogen tekort, het was genieten. En dan te denken dat dit geweldige dier een hoopje nutteloze botjes in de woestijn had kunnen zijn. En nu moet ik jullie nog wat vertellen. Een paar dagen geleden waren we op een camping waar we een Hollander ontmoetten. Ik zag het al aan hem en bovendien zijn Nederlanders het enige volk dat ik ken, dat de trouwring rechts draagt als ze niet gelovig zijn. Maar dit terzijde. We kwamen met hem in gesprek, praatje pot zoals dat heet en ’s avonds toen ik een rondje maakte over de camping, kwam ik hem weer tegen. Dan klets je nog even en ik vertelde dat we onderweg waren naar Utah en het verhaal over Daisy May die we in de woestijn vonden met een touw om haar nek.
Dat het voor ons best ingrijpend was, zo’n uitgehongerd en uitgedroogd diertje aan boord, wat helemaal niet mag in een huurcamper. Dat meenemen naar Europa geen optie was en dat we best in een dilemma zaten over wat te doen.
En weet je wat hij zei? En ik zweer jullie dat hij geen grapje maakte, het begrip humor was hem volgens mij sowieso geheel onbekend, hij zei: ‘Tja, ik zou het ook niet geweten hebben. Maar weer vastbinden denk ik en verder rijden…’
Kun je je dat voorstellen? Ik zal nu niet gaan beweren dat hij waarschijnlijk zijn vrouw mishandelt en zijn kinderen terroriseert, maar mijn mening over hem was wel definitief. En het feit dat hij een armzalig tot totaal geen gevoelsleven moet hebben is daar een onderdeel van. Wat een ongelooflijke….. Hier mogen jullie het toepasselijke woord zelf invullen.
Ik keerde hem mijn magere achterkant toe en snelde naar de camper om het lekker aan Henrie te vertellen, waarna we die vent nog even zwaar beroddeld hebben. Ik hoop dat zijn oren gloeiden.
Terug naar Utah en Daisy May. Kendall, één van de dochters van Kasey, zou ’s middags meedoen aan een wedstrijd voor Rodeo Queen. Het paard waar ze op zou rijden moest gewassen worden en werd daarna vastgezet om te voorkomen dat ze niet heerlijk in het rode zand zou gaan liggen rollen.

Ze hadden trouwens meerdere paarden en er zaten pracht exemplaren tussen.

Eentje vond Henrie wel aardig en dat zag er stoer uit.

Het moet heerlijk zijn om in zo’n omgeving op te groeien met al die dieren om je heen. De oudste en beste vriend van Treydon is Moon. Moon kan best agressief zijn tegen vreemden, maar Henrie vond hij aardig en liet zich braaf door hem aanhalen. Waar hij natuurlijk uitbundig voor werd geprezen.

Uiteindelijk moesten we gaan rijden. We hadden een behoorlijke rit voor de boeg, die ons onder andere door Monument Valley zou leiden.
Ik vind Monument Valley één van de prachtigste plekken in Amerika en we kunnen ons er uren aan vergapen.


Mijn gevoelens waren wel gemengd, want meteen gaan je herinneringen terug aan dat wanhopige hondje dat zich aan me vastklampte, slechts uren verwijderd van haar dood. En nu zie je de dode honden liggen langs de weg en andere honden in die hitte lopen en je weet: Indianen zijn rotzakken met die dieren.

Tussen de bergen zagen we de groene omgeving waar onze camping vorig jaar was, waar we met Daisy May overnacht hebben.

Achter het bord: Welkom in Arizona stond deze keer geen wanhopig hondje, gelukkig niet.
Ons einddoel was Tuba City. We hebben daar al vaker overnacht, de campings in dit gebied zijn dun gezaaid. Het terrein is achter een hotel: de Quality Inn. Weet je wat een kamer daar kost? $141.95. Dat is ongeveer 114 pleuro, ga je lekker? Een Duitse meneer voor ons greep nog net niet naar z’n hart toen hij de prijs hoorde en hield zich wankelend aan de balie vast. De dame van de receptie vertelde hem waar nog een hotel was, maar op een toon alsof hij die kamer met allerlei ongedierte zou moeten delen. Bijna 142 dollar, gaat je mond niet verder open?

Tuba City ligt ook in het Indianenreservaat en één van de dingen waar je dat aan kunt merken is de paarden die vrij in de stad rondlopen, een ander ding zijn de doodgereden honden.
Voordat we de volgende ochtend aan de enorme rit van 275 mijl begonnen (dat is 440 kilometer) stapten we nog even een Walmart binnen voor wat kleinigheden. Hoe geweldig ik de supermarkten hier ook vind, sommige dingen ontgaan me. Bijvoorbeeld douchepuffs die bij de pasta hangen. Misschien zoiets van: je mag ongewassen geen pasta eten. Of: waar moeten we deze rotzooi nou weer kwijt. Ach, hang daar maar, als we er maar vanaf zijn.

Mayonaise wordt in bescheiden verpakkingen verkocht.
Maar toen waren er geen excuses meer, we moesten gaan rijden. Naar Bullhead City, waar onze favoriete camping buiten de stad en midden in de woestijn op ons ligt te wachten. Als we in de buurt zijn, beginnen of eindigen we onze vakantie altijd daar. Vanwege de doodse stilte en de rust. De rit er naar toe, hoe eindeloos dan ook, verveelt niet.

Je ziet de prachtigste kleuren die zich door een camera niet eens zo goed vast laten leggen.


Een deel van de route ligt langs de historische Route 66 en als afwisseling is het dan leuk om door een plaatsje te rijden waar deze Mother of the Roads doorheen loopt. Die plaatsjes zijn natuurlijk helemaal op het toerisme afgestemd en zijn zo commercieel als de pest, net als dit gehucht: Seligman.
Tijdens het rijden heb ik getracht een stukje te filmen.
Je rijdt uiteindelijk langs de Colorado rivier die de natuurlijke scheiding is tussen Arizona en Nevada. Aan de overkant van de rivier ligt Laughlin, waar de casino’s het beeld overheersen.
Alles is groen in schrille tegenstelling tot de dorre, gortdroge omgeving waar wij doorheen reden. Maar wij vinden dat prachtig en genieten meer daarvan dan van het onnatuurlijke van Laughlin. De camping was er nog altijd, maar onze vriend Dewayne niet. Er waren andere eigenaars gekomen en die hebben bij de overname hem de laan uitgestuurd en een echtpaar als beheerder neergezet. Dewayne was er ‘pas’ vijftien jaar, maar dat maakt in Amerika niets uit. Daar kun je na dertig jaar trouwe dienst nog van de ene op de andere dag op straat worden gezet.

We installeerden ons en genoten van de zonsondergang die zoals altijd prachtig was.

In de ene cactus bij onze camper had een koppel Cactus Wrens een nest gemaakt en in deze barre omgeving waren ze heel de dag bezig om hun twee kinderen van eten te voorzien.


Ook de Roadrunners woonden er nog en bekeken ons wantrouwig, waarna ze verder renden.
Tien mijl verderop ligt het stadje Oatman. Die tien mijl wordt tegenwoordig afgelegd per auto, camper, motorfiets of trike, maar vroeger moest je je dus in die bedwelmende hitte verplaatsen.

Oatman was eens een goud- en zilvermijn stadje waar zo’n tienduizend mensen woonden. Nu wonen er een paar mensen en de grootste attractie zijn de burro’s die rechtstreeks afstammen van de burro’s die eens zorgden voor het vervoer van mensen, proviand, gereedschap en nog meer dingen die je op de rug van zo’n dier kunt vervoeren.

Zonder hun aanwezigheid zou Oatman niet meer dan een verlaten spookstadje zijn.


Zo te zien waren alle damesburro’s in verwachting en de veulens liepen nog steeds met een stickertje op hun hoofd. Een aantal jaar geleden was dat nog een plaatje van een verbodsbordje met een worteltje en door de jaren heen zag je de waarschuwingen steeds dringender worden. Ook in de etalages van de winkels wordt er op aangedrongen de jonge burro’s niet te voeren.
En nog steeds zijn er sukkels die het toch doen, want: zo zielig, dan krijgen ze niks. Terwijl die veulens dus stikken in die wortels en er zijn er al heel wat overleden aan ingewandsstoornissen, omdat ze nog niets anders mogen hebben dan de melk van hun moeder.
Dit soort plaatsjes is altijd een grote attractie voor motorrijders, zoals je ook kon zien op het filmpje van Seligman. Hier kwamen ook heel veel trikes naar toe.
We aten wat in één van de twee eetgelegenheden dat dit plaatsje rijk is. Die ene, waar het helemaal vol hangt met dollars. Duizenden en ze zitten overal, sommige volgeschreven met boodschappen en namen.
De laatste avond was aangebroken, dat betekende de boel inpakken. Een karweitje waar je altijd toch weer langer mee bezig bent dan je denkt. Maar toch hadden we nog tijd om buiten te zitten en wat nachtleven van de woestijn te bekijken.

Zoals een grote pad die ineens voor het washok zat.

Maar wat denk je van deze enorme sprinkhaan die iedere avond wat hapjes cactus kwam nemen. Dat denk ik dan, want hij ging er iedere keer weer in zitten.


Een enge spin kwam ook nog even kijken en kleine kakkerlakken.
Allemaal aangetrokken door het licht bij het gebouwtje met kantoortje en washok.
Onze camper lag in het donker, in verband met het ongedierte dus helemaal niet erg.

Heel lang konden we niet buiten zitten, de volgende dag moesten we om zeven uur op pad om om uiterlijk half elf de camper in te leveren in Las Vegas waar we onze laatste dag zouden doorbrengen. Een rit van 120 mijl en een deel van dat traject zou ook nog door Californie lopen.


Omdat we maar een middag en een avond in Vegas zouden zijn, hebben we ons deze keer tot Down Town beperkt waar ook genoeg te zien is. Natuurlijk talloze gokkasten in alle maten en vormen:

In zo’n casino heb je wel bars, maar de toog nodigt niet echt uit tot lekker hangen. Tientallen gokmachines zitten erin verwerkt en het beeldscherm is onderdeel van de bar.
Niet mijn idee van gezellig een biertje drinken, dus dat deden we dan ook maar niet. Geeft niet, op straat is genoeg te zien. Zoals deze straatmuzikanten:
Maar ook deze man die heel enge dingen met zijn schoudergewrichten doet (huiver), ik werd er een beetje eng van. Zelf vond hij het geweldig en wilde ook ieder moment applaus horen.

In het casino hebben we nog even stil gestaan bij het zwembad om te filosoferen hoe deze meneer nu lekker zou kunnen liggen.
We kwamen er niet uit en zijn maar doorgelopen. Wat ook heel erg opviel waren de mensen met tatoos. Tegenwoordig kijkt niemand nog op van een tatoeage, maar wat hier rondliep was gewoon bizar. Alsof er een festival van getatoeëerde mensen was. Je moest af en toe gewoon zeggen: verdraaid, die heeft er geen! Ik bedoel dan niet een tatoeage zoals een afbeelding of een hartje met pijl en daaronder mamma. Nee, je zag geen stukje ongeschonden huid meer, alsof ze met shirts met lange mouwen liepen. Maar ook volgekliederde benen en tenen.
Kennen jullie die oorringen die in iemands oorlel zitten? Dat ze zo’n gat erin hebben zitten? Zelf vind ik ze huiveringwekkend lelijk, maar mijn mening doet er niet toe. Ik zag hier lellen met enorme ringen, vreselijk en ik denk dan altijd: en later? als je er niks meer aan vindt? Dan zit je met zo’n enorm gat in een vreselijk uitgerekte oorlel.
Gelukkig dat ik me niet druk hoef te maken over zulke situaties. Ik heb niet eens gaatjes in mijn oren, ik heb van nature al genoeg gaten om er niet nog eens een paar bij te hoeven laten maken. Ieder het zijne.
Het was leuk de Fremont Street show weer eens te zien en al die gekantelde hoofden van mensen die omhoog kijken.
Zes uur moesten we op de volgende ochtend. Dat is vroeg, maar we moesten om kwart voor acht op het vliegveld zijn. De meneer van de taxi had sinds vier uur die ochtend dienst en wij waren zijn eerste ritje om kwart over zeven. Dan duurt de tijd heel lang en je kunt niet zeggen van: ik ga wel even lekker maffen, want dan loop je zeer zeker vracht mis.
We werden vanuit de lucht nog getrakteerd op prachtige uitzichten vanwege het heldere weer.


Onverbiddelijk zakte Amerika steeds verder onder ons weg en met een kneep in ons hart wisten we dat het voor deze keer toch weer echt voorbij was.
We zijn ondertussen weer thuis en zoals altijd richt ik de laatste woorden van ons blog aan Uncle Sam. Om te bedanken voor al het verbijsterend mooie dat hij ons heeft laten zien en de leuke en aparte mensen die we hebben mogen ontmoeten.
Je schoot en borst waren weer heel erg gastvrij, Uncle Sam. Het was geweldig, iedere dag opnieuw en het doet een beetje zeer dat we nu weer een jaar moeten wachten voordat we opnieuw bij je op visite kunnen komen. We verbazen ons iedere keer opnieuw en dingen die we al eerder hebben gezien, blijven prachtig en boeiend. We zijn blij dat we Daisy May weer hebben mogen zien en het is hartverwarmend te zien dat ze is opgegroeid tot een blij, onbezorgd hondje in een fantastische omgeving bij mensen die stuk voor stuk gek op haar zijn.
Elf staten hebben we bereisd en ongeveer 6100 kilometer gereden. Vanuit ons nieuwe vaderland België groet ik je en wens je het allerbeste en hopelijk tot volgend jaar!